Een bedrijf verkoopt 2500 spijkerbroeken van €30 per stuk. Wat is de afzet?
A
2500 broeken
B
€30,-
C
2500 x €30 = €75.000,-
D
2500 : €30 = €833,-
Slide 40 - Quiz
Een handelaar in rekenmachines verkoopt elke rekenmachine voor € 30,--. De afzet is 1.400 stuks. De inkoopwaarde is € 32.000. De bedrijfskosten zijn € 28.000. Bereken de nettowinst.
A
€ 42.000,-
B
€ 10.000,-
C
- € 4.000,- verlies
D
- € 18.000,- verlies
Slide 41 - Quiz
Een handelaar verkoopt koksmutsen. De verkoopprijs per koksmuts is € 13,-- exclusief btw. De inkoopprijs per stuk is € 5,50. De bedrijfskosten zijn € 38.000,--. De afzet is 4.900 stuks. Bereken de nettowinst.
A
€ 63.700,-
B
€ 36.750,-
C
€ 1.250,-
D
- € 1.250,-
Slide 42 - Quiz
Een handelaar verkoopt voetballen. De verkoopprijs per voetbal is € 37,90 exclusief btw. De inkoopprijs per stuk is € 19,70. De bedrijfskosten zijn € 60.000,--. De afzet is 3.000 stuks. Bereken de nettowinst.
A
€ 113.700,-
B
€ 59.100,-
C
- € 5.400,- verlies
D
- € 10.800,- verlies
Slide 43 - Quiz
Verkoopprijs € 75,- inkoopwaarde is 20% van de omzet. Afzet is 2.000
A
De omzet is € 120.000,-
B
De brutowinst is € 15,- per stuk
C
De inkoopwaarde is € 15,- per stuk
D
De brutowinst is € 30.000,-
Slide 44 - Quiz
Het punt waar een bedrijf geen winst en geen verlies maakt, heet
A
verkoopprijs
B
netto winst
C
bruto winst
D
break even
Slide 45 - Quiz
Met welke formule bereken je het break-even punt? : = delen door x = vermenigvuldig
A
C:(p-v)
B
C:(p+v)
C
Cx(p-v)
D
Cx(p+v)
Slide 46 - Quiz
Een bakkerij heeft vast kosten van € 5000. De prijs voor een brood is € 2,50. De variabele kosten per stuk zijn € 0,50. Hoeveel bedraagt de Break Even Afzet