woensdag 12 mei

woensdag 12 mei 2021
09.00 - 09.15 uur Inloop
13.00 - 14.00 uur Rekenen
09.15 - 10.15 uur woordenschat
14.00 - 14.45 uur Burgerschap
'Hebben we regels nodig?', les 2 (Rechten en plichten)
10.15 - 10.30 uur Pauze
14.45 - 15.00 uur Luisteren

10.30 - 11.30 uur Spreken
11.30 - 12.30 uur Sport
12.30 - 13.00 uur Pauze
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

woensdag 12 mei 2021
09.00 - 09.15 uur Inloop
13.00 - 14.00 uur Rekenen
09.15 - 10.15 uur woordenschat
14.00 - 14.45 uur Burgerschap
'Hebben we regels nodig?', les 2 (Rechten en plichten)
10.15 - 10.30 uur Pauze
14.45 - 15.00 uur Luisteren

10.30 - 11.30 uur Spreken
11.30 - 12.30 uur Sport
12.30 - 13.00 uur Pauze

Slide 1 - Slide

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema :
technologie
Maak aantekeningen:
Schrijf het woord op, 
de betekenis en 
de voorbeeldzin. 

Slide 2 - Slide

oproepen
scheidbaar werkwoord
  • bepaalde gedachten (gedachtes) toelaten/omhoog laten komen
  • bepaalde gevoelens toelaten/omhoog laten komen
  • kan persoonlijk zijn/kan bij een groep mensen zijn
  • Mensen/iemand bewegen tot actie: bijv. de oproep krijgen om te vaccineren/ om te gaan stemmen.
  • scheidbaar werkwoord: het roept op, het riep op, het heeft opgeroepen
  • zin: Bij sommige mensen roepen de coronaregels boze gevoelens op.
  • zin: De mooie muziek riep bij mij herinneringen op.

Slide 3 - Slide

nuttig   
bijvoeglijk naamwoord: nuttige
  • iets wat je goed kunt gebruiken, het heeft voordeel, een goede bedoeling 
  • synoniem: het is ergens goed voor / zinvol / het nut 
  • tegenstelling: nutteloos, zinloos
  • Iets is nuttig/iets heeft nut
  • zin: Het heeft nut om goede aantekeningen te maken,                                 want dan leer je de woorden goed.
  • zin: Het is nuttig om de tijd die je hebt goed te gebruiken, want dan kun je alles doen. 

Slide 4 - Slide

           het laboratorium
           zelfstandig naamwoord
  • een ruimte waar mensen stoffen onderzoeken 
  • of........ stoffen maken = stoffen ontwikkelen
  • de laborant: iemand die in het laboratorium werkt
  • wetenschappelijk = onderzoeken
  • scheikundig: (chemische) stoffen 
  • de scheikundige/ de chemicus = iemand die stoffen                                  onderzoekt in het laboratorium
  • zin: In het laboratorium is een coronavaccin ontwikkeld door                        de scheikundige.

Slide 5 - Slide

eigenaardig
bijvoeglijk naamwoord: eigenaardige
  • anders dan wat normaal is 
  • synoniem: vreemd/apart/gek
  • tegenstelling: normaal/ gewoon
  • kan persoonlijk zijn/kan voor een groep mensen zijn
  • kan bij dingen zijn, kan bij situaties, kan bij een gebeurtenis zijn
  • zin: Het meisje heeft een eigenaardig kapsel.
  • zin: De zanger viel van het podium, dat was een eigenaardige gebeurtenis.

Slide 6 - Slide

opzetten
scheidbaar werkwoord

  • 1. officieel beginnen/laten ontstaan
  • synoniem: opstarten
  • werkwoord: ik zet op, ik zette op, ik heb opgezet: 
  • zin: De school heeft een programma opgezet om woorden goed te leren.
  • 2. opruien/aanzetten tot = aanmoedigen iets lelijks te doen
  • zin: De man zette de jongeren op om te demonstreren. 
  • 3. een dood dier eruit laten zien alsof het levend is
  • zin: In het natuurmuseum staan opgezette dieren.
  • 4. iets op je hoofd zetten: De vrouw zet een mooie hoed op.

Slide 7 - Slide

De scheikundige maakte in .......................een nieuw vaccin.

kies uit: de tekenkamer, het ziekenhuis,
het laboratorium, het hospitaal

A
het ziekenhuis
B
de tekenkamer
C
het hospitaal
D
het laboratorium

Slide 8 - Quiz

Vul het woord in
Als ik 18 jaar ben word ik ................... om te gaan stemmen.
A
opgezet
B
eigenaardig
C
opgeroepen
D
nuttig

Slide 9 - Quiz

Ik vind het meisje met het blauwe haar een beetje........................

(kies het beste antwoord)
A
klein
B
eigenaardig
C
rijk
D
nuttig

Slide 10 - Quiz

Welk woord moet in de zin staan?

De jongen ............. mij ............ tot het gebruiken van geweld.
A
zette mij aan
B
zette mij op
C
vroeg mij op
D
tilde mij op

Slide 11 - Quiz

Met het woord
nuttig
bedoel ik..................
A
dat het zinloos is om woorden te leren.
B
dat het leuk is om woorden te leren.
C
dat het zin heeft om woorden te leren.
D
dat het dom is om woorden te leren.

Slide 12 - Quiz

Welke foto hoort niet bij het woord
opzetten?
A
B
C
D

Slide 13 - Quiz

Weet je nog welke woorden/kleine zinnen
horen bij ........
het laboratorium?

gebruik je aantekeningen!

Slide 14 - Mind map

Zinnen maken
- Maak 3 zinnen: gebruik je aantekeningen/ niet de voorbeeldzinnen!
- Elke zin heeft meer dan vijf woorden
- gebruik voegwoorden waar dat kan! bijvoorbeeld: omdat, maar, en
- Natuurlijk gebruik je hoofdletters , punten en soms komma's.

- gebruik/kies de woorden: het laboratorium, eigenaardig, nuttig, opzetten, oproepen

Slide 15 - Open question

Spreken

Je gaat een presentatie over een belangrijke uitvinding geven.


Slide 16 - Slide

Spreken
1. Zoek informatie over een belangrijke uitvinding.
Zoek antwoord op de volgende vragen:
    Wat is de uitvinding?
    Wie heeft het uitgevonden?
    Wanneer is het uitgevonden?
    Waarom is de uitvinding belangrijk?

2. Geef een presentatie. Gebruik de antwoorden van 1.

Slide 17 - Slide

Burgerschap
We controleren wat we weten over de Nederlandse democratie.
We leren over regels in Nederland.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

In Nederland mogen de mensen vanaf 18 jaar stemmen.

Slide 21 - Slide

Aan de verkiezingen doen verschillende politieke partijen mee.

Slide 22 - Slide

Je moet ieder jaar stemmen voor de regering.

Slide 23 - Slide

Je mag zelf weten op wie je wilt stemmen.

Slide 24 - Slide

Je kunt ook op koning Willem-Alexander stemmen.

Slide 25 - Slide

Alle politieke partijen hebben dezelfde ideeën.

Slide 26 - Slide

In de regering zitten verschillende politieke partijen die met elkaar samenwerken.

Slide 27 - Slide

De ministers in de regering besturen het land.

Slide 28 - Slide

De mensen in de Tweede Kamer vertegenwoordigen het volk.

Slide 29 - Slide

De mensen in de Tweede kamer controleren de ministers in de regering.

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Dingen die de overheid moet organiseren, zijn rechten van de overheid.

Slide 33 - Slide

Als iets je plicht is, ben je er verantwoordelijk voor dat het gebeurt.

Slide 34 - Slide

Regels zeggen iets over hoe mensen zich moeten gedragen.

Slide 35 - Slide

Burgers mogen zelf bepalen of ze zich houden aan deze regels.

Slide 36 - Slide

Als er een nieuwe regering komt, komt er geen nieuw beleid.

Slide 37 - Slide