What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
โน
Return to search
Klas 2 - week 8
FAIRE DU SPORT
SEMAINE 8
1 / 53
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
This lesson contains
53 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
FAIRE DU SPORT
SEMAINE 8
Slide 1 - Slide
Welke smiley gaat het beste passen bij jouw inzet & werkhouding tijdens de les van vandaag?
๐
๐
๐
๐
๐
Slide 2 - Poll
Waarom? (geef antwoord in 1 zin)
Slide 3 - Open question
FAIRE DU SPORT
Aujourd'hui:
- les objectifs
- vocabulaire Deel 3
- Je
fais du
sport & Je
ne fais pas de
sport
- vocabulaire Deel 4
- Burgerbord --> Sahara
- les devoirs = het huiswerk
- les objectifs
Slide 4 - Slide
FAIRE DU SPORT
Les objectifs:
- Ik ken de woorden van Vocabulaire Deel 3.
- Ik kan beschrijven welke sport ik WEL en NIET doe.
- Ik weet waarom we een aflevering van SAHARA kijken.
Slide 5 - Slide
FAIRE DU SPORT
Aujourd'hui:
- les objectifs
- vocabulaire Deel 3
- Je
fais du
sport & Je
ne fais pas de
sport
- vocabulaire Deel 4
- Burgerbord --> Sahara
- les devoirs = het huiswerk
- les objectifs
Slide 6 - Slide
Vocabulaire Deel 3
Slide 7 - Slide
https:
Slide 8 - Link
Vocabulaire Deel 3
Comprรฉhension รฉcrite (leesvaardigheid)
- page 110 --> Conversations
- maak de opdrachten op SOCRATIVE
- gebruik vocabulaire Deel 3!
Klaar? --> quizlet voca deel 1 t/m 3
timer
10:00
Slide 9 - Slide
FAIRE DU SPORT
Aujourd'hui:
- les objectifs
- vocabulaire Deel 3
- Je
fais du
sport & Je
ne fais pas de
sport
- vocabulaire Deel 4
- Burgerbord --> Sahara
- les devoirs = het huiswerk
- les objectifs
Slide 10 - Slide
Faire DU sport
Il fait
du
tennis.
Il fait
de la
natation.
vervoeging van FAIRE
delend lidwoord
Slide 11 - Slide
Faire DU sport
Le
tennis --> faire
du
tennis
La
natation --> faire
de la
natation
Slide 12 - Slide
Faire DU sport
Le --> faire
du
La --> faire
de la
Slide 13 - Slide
Le tennis
A
faire du tennis
B
faire de la tennis
Slide 14 - Quiz
le ski
A
faire du ski
B
faire de la ski
Slide 15 - Quiz
La course ร pied
A
faire du course ร pied
B
faire de la course ร pied
Slide 16 - Quiz
la natation
A
faire du natation
B
faire de la natation
Slide 17 - Quiz
le basket
A
faire du basket
B
faire de la basket
Slide 18 - Quiz
Faire DU sport
Il fait du tennis.
Il fait de la natation.
NE...PAS
Slide 19 - Slide
Il fait du tennis --> Probeer deze zin ontkennend (NIET) te maken..
Slide 20 - Open question
Faire DU sport
Il
ne
fait
pas
de
tennis.
Il
ne
fait
pas de
natation.
NE...PAS
Slide 21 - Slide
Faire DU sport
1: ontkenning :
NE
[persoonsvorm]
PAS
2:
du
,
de la
-->
de
of
d'
na ontkenning
Il fait du tennis. --> Il
ne
fait
pas
de
tennis.
persoonsvorm
1e werkwoord
na ontkenning ALTIJD
de/ d'
Slide 22 - Slide
Welke ontkennende zin is goed?
Je fais du basket
A
Je ne fais pas du basket
B
Je ne fais pas de basket
C
Je fais pas de basket
D
Je ne pas fais de basket
Slide 23 - Quiz
Welke ontkennende zin is goed?
Ils font du ski.
A
Ils ne font pas de ski.
B
Ils ne pas font de ski.
C
Ils ne font pas de ski.
D
Ils ne font pas du ski.
Slide 24 - Quiz
Welke ontkennende zin is goed?
Nous faisons de la natation.
A
Nous ne faisons pas de natation.
B
Nous ne pas faisons de natation.
C
Nous ne faisons pas de la natation.
D
Nous faisons pas de natation.
Slide 25 - Quiz
Maak de zin ontkennend!
Tu fais du cheval.
Slide 26 - Open question
Maak de zin ontkennend!
Je fais du skate.
Slide 27 - Open question
Maak de zin ontkennend!
Elle fait du tennis.
Slide 28 - Open question
Faire DU sport
1: ontkenning :
NE
[persoonsvorm]
PAS
2:
du
,
de la
-->
de
of
d'
na ontkenning
Il fait du tennis. --> Il
ne
fait
pas
de
tennis.
persoonsvorm
1e werkwoord
na ontkenning ALTIJD
de/ d'
Slide 29 - Slide
Faire DU sport
DONC:
- sporten --> gebruik altijd het werkwoord
FAIRE
- SPORT = le --> DU [ le tennis -->
du
tennis ]
- SPORT = la --> DE LA [ la natation -->
de la
natation]
- na de ontkenning (NE...PAS) --> altijd
DE of D'
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Slide
timer
5:00
Slide 32 - Slide
FAIRE DU SPORT
Aujourd'hui:
- les objectifs
- vocabulaire Deel 3
- Je
fais du
sport & Je
ne fais pas de
sport
- vocabulaire Deel 4
- Burgerbord --> Sahara
- les devoirs = het huiswerk
- les objectifs
Slide 33 - Slide
Vocabulaire Deel 4
Slide 34 - Slide
timer
10:00
Vocabulaire Deel 4
Slide 35 - Slide
FAIRE DU SPORT
Aujourd'hui:
- les objectifs
- vocabulaire Deel 3
- Je
fais du
sport & Je
ne fais pas de
sport
- vocabulaire Deel 4
- Burgerbord --> Sahara
- les devoirs = het huiswerk
- les objectifs
Slide 36 - Slide
Burgerbord | Macht & Onafhankelijkheid
aflevering 1: het geheim van Mauretaniรซ
1 x rapport
Slide 37 - Slide
FAIRE DU SPORT
Aujourd'hui:
- les objectifs
- vocabulaire Deel 3
- Je
fais du
sport & Je
ne fais pas de
sport
- vocabulaire Deel 4
- Burgerbord --> Sahara
- les devoirs = het huiswerk
- les objectifs
Slide 38 - Slide
FAIRE DU SPORT
PROEFWERK WEEK 10
leren
- Vocabulaire deel 1 /m 4 --> F-NL/ NL-F
- Comment dire (7 zinnen) --> F-NL/ NL-F
- Il est quelle heure? --> hele uren, halve uren, kwartieren
- Faire
du
sport --> gebruik sporten in het Frans
- werkwoord FAIRE
Slide 39 - Slide
FAIRE DU SPORT
Les devoirs | 3 fรฉvrier (week 9)
maken
leren
-
kijk de aflevering af van Sahara:
het geheim van Mauretaniรซ -->
Link op Classroom
- nakijkopdracht ex 20 (luisteropdracht) --> zie Classroom
- opdracht Vocabulaire deel 4 --> zie Classroom
- opdracht leesvaardigheid afmaken!
- Vocabulaire Deel 1 t/m 4
- alle zinnetjes
- FAIRE
Slide 40 - Slide
FAIRE DU SPORT
Aujourd'hui:
- les objectifs
- vocabulaire Deel 3
- Je
fais du
sport & Je
ne fais pas de
sport
- vocabulaire Deel 4
- Burgerbord --> Sahara
- les devoirs = het huiswerk
- les objectifs
Slide 41 - Slide
FAIRE DU SPORT
Les objectifs:
- Ik ken de woorden van Vocabulaire Deel 3.
- Ik kan beschrijven welke sport ik WEL en NIET doe.
- Ik weet waarom we een aflevering van SAHARA kijken.
Slide 42 - Slide
https:
Slide 43 - Link
Objectif #1 :Ik ken de woorden van Vocabulaire deel 3?
Hoeveel procent heb je goed?
0
100
Slide 44 - Poll
Objectif #2: Ik kan beschrijven welke sport ik WEL en NIET doe.
Welke zin is goed?
A
Je fais de la tennis.
B
Je fais du tennis.
Slide 45 - Quiz
Objectif #2: Ik kan beschrijven welke sport ik WEL en NIET doe.
Welke zin is goed?
A
Tu ne fais pas du tennis.
B
Tu ne fais pas de tennis.
Slide 46 - Quiz
Objectif #2: Ik kan beschrijven welke sport ik WEL en NIET doe.
Vertaal de zin (Let op hoofdletter en punt).
Ik doe niet aan basketbal.
Slide 47 - Open question
Objectif #2: Ik kan beschrijven welke sport ik WEL en NIET doe.
Hoeveel vragen had je goed (1, 2, of 3)?
0
3
Slide 48 - Poll
Objectif #3: Ik weet waarom we een aflevering van SAHARA kijken.
Waarom?
Slide 49 - Mind map
Welke smiley past het beste bij jouw inzet & werkhouding tijdens de les van vandaag?
๐
๐
๐
๐
๐
Slide 50 - Poll
Licht je keuze voor jouw smiley in 1 zin toe.
Slide 51 - Open question
Klopte jouw voorspelling aan het begin
van de les?
A
JA, het ging zoals ik had verwacht.
B
NEE, het ging beter dan ik had verwacht!
C
NEE, het ging minder goed dan ik had verwacht!
Slide 52 - Quiz
FAIRE DU SPORT
Aujourd'hui:
- les objectifs
- vocabulaire Deel 3
- Je
fais du
sport & Je
ne fais pas de
sport
- vocabulaire Deel 4
- Burgerbord --> Sahara
- les devoirs = het huiswerk
- les objectifs
Slide 53 - Slide
More lessons like this
Klas 2 - week 9
February 2021
- Lesson with
30 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Klas 2 - week 7
September 2023
- Lesson with
46 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Klas 2 - week 11
February 2021
- Lesson with
17 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
2HV: B - lire
August 2020
- Lesson with
38 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
mercredi, le 12 avril 2017
April 2017
- Lesson with
15 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Verbe faire
June 2022
- Lesson with
25 slides
Frans
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
mardi, le 18 avril 2017
April 2017
- Lesson with
11 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
2v - Hoofdstuk 5 - Bron E
April 2023
- Lesson with
21 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2