ABR7 06.01.2025

Welkom!
06.01.2025
1 / 22
next
Slide 1: Slide
AndersMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

Welkom!
06.01.2025

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Kerstvakantie
  • Hoe was je vakantie?
  • Wat heb je gedaan? 
  • Heb je Nederlands gesproken in de vakantie?
  • Zo ja, wanneer? 

Slide 3 - Slide

Planning
  • Terugblik H7 (2024)
  • Afmaken 7.7 
  • 7.8
  • (7.9)

Slide 4 - Slide

Terugblik
  • Herhaling/vragen thema 7 vóór de vakantie?  

Slide 5 - Slide

7.7
  • Klassikaal luisteren opdr. 67
  • Klassikaal luisteren opdr. 68
  • Bespreken  

Slide 6 - Slide

7.7
  • Maak tweetallen
  • Bekijk opdr. 69 
  • Bespreek samen de vragen  

Slide 7 - Slide

7.7
  • Maak tweetallen
  • Pak werkblad 7.7
  • Praat samen
  • Bespreken 

Slide 8 - Slide

7.8
  • Herhaling ''Zinnen maken''
  • Welke soorten zinnen zijn er? 
  • Hoofdzinnen
  • Bijzinnen

Slide 9 - Slide

7.8
  • Wat is de zinsvolgorde bij een hoofdzin?
  • wie/wat - werkwoord - rest - (2e werkwoord)
  • Met welke woorden kun je twee hoofdzinnen aan elkaar ''plakken''?
  • En, maar, want, dus, of
  • Wat is de zinsvolgorde bij een bijzin? 
  • wie/wat - rest - werkwoord (alle werkwoorden uit de zin) 
  • Na welke (werkwoorden) krijg je een bijzin?
  • omdat, als (3.2)
  • Voorbeeld: zeggen dat, vragen of, denken dat, kijken of (3.8)

Slide 10 - Slide

7.8
  • Klassikaal: opdr. 75
  • Maak zelfstandig opdr. 76, 77, 78 
  • Bespreek je antwoorden met een medecursist
  • Klassikaal bespreken

Slide 11 - Slide

7.8
  • Maak drietallen
  • Pak een stapel kaartjes
  • Cursist A pakt een kaartje met omdat/als of een werkwoord
  • Cursist B pakt een kaartje met een zelfstandig naamwoord
  • Maak een zin
  • Bij de volgende ronde pakt cursist B een kaartje
  • Daarna pakt cursist C een kaartje
  • Maak een zin
  • Enzovoort

Slide 12 - Slide

7.8
  • Maak drietallen
  • Pak werkblad 7.8b  
  • Praat samen.
  • Cursist A: stel een vraag aan cursist B.
  • Cursist B: geef antwoord.
  • Cursist C: herhaal het antwoord van cursist B met de zin Hij / Zij zei dat ... .
  • Klaar? Dan stelt cursist B een vraag aan cursist C en herhaalt cursist A het antwoord.

Slide 13 - Slide

7.9
  • Welke dingen schrijf jij in het Nederlands?
  • Schrijf jij veel in je eigen taal?
  • Wat schrijf je dan?  

Slide 14 - Slide

7.9
verslag: 
Voorbeeld: Na het onderzoek schrijf de arts een kort verslag.
Ander woord: rapport / rapportage 
openen:
Voorbeeld: De winkel opent elke dag om 8.00. 
uitgepakt (uitpakken):
Voorbeeld: Ik moet alle verhuisdozen nog uitpakken. 
Ander woord: (openen) en leegmaken
de reclame:
Voorbeeld: In december is er altijd veel reclame voor speelgoed. 
Ander woord: aanbieding, promotie, actie 

Slide 15 - Slide

7.9
de zeep:
Voorbeeld: Je moet je handen goed wassen met water en zeep. 
de tandpasta:
Voorbeeld: Ik poets mijn tanden met goede tandpasta.
de tandenborstel(s):
Voorbeeld: Ik gebruik tandpasta en een tandenborstel. 
het snoep:
Voorbeeld: Ik eet graag snoep, zoals drop en lolly's. 
ruiken: 
Voorbeeld: Ik vind dat de parfum van Chanel erg lekker ruikt. 

Slide 16 - Slide

7.9
vreemd:
Voorbeeld: De melk ruikt vreemd. Is het misschien over datum? 
Ander woord: raar, gek
een heleboel:
Voorbeeld: Met kerst krijgen mensen een heleboel cadeautjes. 
Ander woord: heel veel 
dweilen:
Voorbeeld: De schoonmaker dweilt de vloer van de hal.
stofzuigen:
Voorbeeld: Elke week stofzuig ik de woonkamer. 


Slide 17 - Slide

7.9
de sigaret, de sigaretten:
Voorbeeld: De man rookt elke dag 10 sigaretten. 
het stuk:
Voorbeeld: Ik eet graag een stuk chocola. 

Slide 18 - Slide

7.9
  • Lees de tekst bij opdr. 80 
  • Maak zelfstandig opdr. 81
  • Bespreken

Slide 19 - Slide

7.9
  • Maak zelfstandig opdr. 82 + 83
  • Bespreken 

Slide 20 - Slide

7.9
  • Samen luisteren: opdr. 86
  • Bespreken 

Slide 21 - Slide

7.9
  • Maak tweetallen
  • Bekijk de vragen bij opdr. 87
  • Cursist A: leest de vraag
  • Cursist B: geeft antwoord
  • Klaar? Draai de rollen om 

Slide 22 - Slide