SLO syllabus 8a 2

1 / 19
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 19 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Opdracht: Zoek en onderstreep de begrippen in 3.3

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Opdracht 1
a A, D
 b Met klimaatverandering. Door klimaatverandering veranderen neerslagpatronen.
 c Een aardverschuiving ontstaat als puinmassa’s verzadigd zijn met water. Als er maar korte tijd regen of weinig regen valt, raken puinmassa’s niet verzadigd, want dan kan het water in de grond zakken en/of verdampen.

Slide 10 - Slide

Opdracht 2
a Bossen zorgen ervoor dat het tempo waarin water over hellingen naar beneden stroomt, wordt verlaagd.
  Bomen en planten houden met hun wortels de aarde vast waardoor de bodem niet in de vorm van modder of aardverschuivingen naar beneden komt. Ontbossing doet beide risicoverlagende effecten teniet.b Verstedelijking leidt tot meer bebouwing en beton. Hierdoor kan er veel minder regenwater in de bodem zakken. Water blijft bovengronds of komt terecht in de riolering. In beide gevallen voedt het direct rivieren, die daardoor sneller buiten hun oevers kunnen treden.

Slide 11 - Slide

Opdracht 2
c – Mensen hebben water nodig voor transport van handelsgewassen.
  – Zeeën en rivieren bieden mogelijkheden om in voedsel te voorzien (vis, landbouw).
 d Voor de bouw van wijken op hellingen is zeer waarschijnlijk bos gekapt. Dit zorgt voor een groter risico op overstromingen, modderstromen en aardverschuivingen.

Slide 12 - Slide

Opdracht 3
a Een stormvloed verwoest gebouwen, infrastructuur en gewassen. Mislukte oogsten leiden tot verliezen. Het herstel van gebouwen en infrastructuur kost mensen, bedrijven en de overheid heel veel geld, dat niet ergens anders aan besteed kan worden.   b – Hier stromen veel grote rivieren.
  – Hier liggen veel grote steden waardoor er bij een overstroming meer slachtoffers vallen door de grote bevolkingsdichtheid.
  (– Orkanen komen vooral voor de kust van Brazilië voor.)c Door de berghellingen kunnen gemakkelijker overstromingen en modderstromen ontstaan.

Slide 13 - Slide

Opdracht 4
a Bij het westen van Zuid-Amerika ligt de grens van twee platen: de Nazca-plaat en de Zuid-Amerikaanse plaat. Er vindt subductie plaats van de Nazca-plaat onder de Zuid-Amerikaanse plaat. Een oceanische plaat heeft immers een hogere dichtheid waardoor deze altijd onder een continentale plaat duikt. Dat zorgt voor aardbevingen en vulkanische activiteit.
 b Chili c B  d Een lahar beweegt heel snel en kan mensen daarom verrassen en ze onder de modder bedelven. Bovendien kan een lahar tot tientallen kilometers van een vulkaan dodelijk zijn, terwijl een vulkaanuitbarsting zelf vooral in de nabije omgeving dodelijk is.

Slide 14 - Slide

Opdracht 5
a Het geheel van maatregelen om de schade door natuurrampen te voorkomen of hun effect te verminderen. 
b Een preventieve maatregel. Deze maatregel is erop gericht om de gevolgen van een natuurramp te  
verminderen (minder slachtoffers door een waarschuwingssysteem ten behoeve van evacuatie). 

Slide 15 - Slide

Opdracht 5
 c Er is alleen sprake van een natuurramp bij economische schade of slachtoffers. Door het nemen van preventieve maatregelen kunnen schades of slachtoffers worden voorkomen, bijvoorbeeld door te voorkomen dat mensen in kwetsbare gebieden gaan wonen, door ervoor te zorgen dat er aardbevingsbestendig gebouwd wordt, enzovoort.

Slide 16 - Slide

Opdracht 6
a Voorbeelden van juiste antwoorden:
  – mate van corruptie;
  – risicoperceptie;
  – het aantal rampen dat een overheid moet voorkomen;
  – de kwaliteit van de communicatie tussen de betrokkenen.
 b Landen met een duidelijk verband: Chili, Bolivia.
  Een land waarbij dit verband niet opgaat: Argentinië.

Slide 17 - Slide

Opdracht 6
c Deze kaart geeft een index weer van drie variabelen. Hierin zit niet alleen de blootstelling aan natuurlijke gevaren, maar ook de kwetsbaarheid van het sociaaleconomisch systeem en de capaciteit om met natuurlijke gevaren om te gaan. Deze laatste twee zeggen ook iets over of een natuurramp plaatsvindt en welke omvang een natuurramp gaat krijgen. Als bijvoorbeeld infrastructuur, gebouwen en afvoersystemen zijn versterkt en er monitorings- en waarschuwingssystemen zijn geïmplementeerd, wordt de kwetsbaarheid kleiner en kunnen landen beter omgaan met natuurlijke gevaren waardoor er geen ramp plaatsvindt of de gevolgen van natuurrampen kleiner zijn.

Slide 18 - Slide

Opdracht 6
c natuurrampen kleiner zijn
d Omdat de index uit drie variabelen bestaat, weet je niet exact wat het probleem is: is de blootstelling aan natuurlijke gevaren zeer groot, of wordt er bijvoorbeeld onvoldoende aan preventie gedaan?


Slide 19 - Slide