Week 4 (28-6)

1 / 19
next
Slide 1: Video
LOBBasisschoolMiddelbare schoolLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 66 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

Zie je de heks en de jonge dame?

Slide 3 - Slide

Draait de danseres linksom of rechtsom?
Kun je haar beide kanten op laten draaien?
VOORWERPENRACE

Slide 4 - Slide

Nodig de deelnemers uit om te gaan staan. Deel de groep op in maximaal 3 teams. Leg uit:
Jullie krijgen zo een alledaags gebruiksvoorwerp. Je krijgt 5 minuten de tijd om met je groep zoveel mogelijk ‘nieuwe’ gebruikswijzen voor het voorwerp te verzinnen. Na het overleg laat elk groepje om de beurt zien hoe het voorwerp naar jullie inziens een andere gebruikswijze krijgt. De docent(en) is de jury en beslist of iets wel/niet klopt. Het team wat de meeste gebruikswijzen voor het voorwerp verzint, wint!

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Vertel jij ons waar de DE fout zit?

Slide 6 - Slide

This item has no instructions


Spelregels:
- Is het eerste antwoord dat jullie geven goed: 2 punten 
- Is het tweede antwoord dat jullie geven goed: 1 punten




Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

KETTINGREACTIE

Slide 19 - Slide

Introductie-oefening op onderwerp creatief denken

Vraag één student een woord te noemen (alles mag). Zijn linker buurman/vrouw noemt het eerste woord wat hem/haar te binnen schiet als hij/zij aan dat woord denkt. Zo wordt er elke keer opnieuw een associatie gemaakt met het voorgaande woord. 
Let op dat het tempo hoog blijft
 
Een voorbeeld uitgaande van ‘boek’: boek – letter – A – Eiffeltoren –
Franse kaas.
 
Bespreek na op:
- Hoe ging het? Voor wie makkelijk/voor wie moeilijk?
- Hoe snel durfde je te reageren? Echt je eerste ingeving?
- Doel opdracht: introductie op onderwerp creatief denken/omdenken