Argumentatie 2

NEDERLANDS

1 / 16

Slide 1: Slide

nedMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

NEDERLANDS

Slide 1 - Slide

Vandaag

Herhaling les 17 (argumentatie)
Les 18 (argumentatie)
Opdrachten maken
Opdrachten bespreken

--> Je leert hoe je meningen en argumenten onderscheidt
--> Je leert welke argumentatievormen er zijn

Slide 2 - Slide

Argumentatie =

Iemand overtuigen

Overtuigen = overhalen.
Je wilt je gelijk krijgen!

Hoe doe je dat?

Slide 3 - Slide

Standpunt

Standpunt = stelling = mening

Dit is wat de schrijver vindt

VB: School is belangrijk

Slide 4 - Slide

Argumenten

Argumenten ondersteunen het standpunt

Hoe meer argumenten hoe beter
Hoe meer argumenten gebaseerd op feiten hoe beter

Slide 5 - Slide

Soorten argumenten

Feitelijk = controleerbaar
Waarderend = niet te controleren. Bevat een oordeel

Slide 6 - Slide

VB: School is belangrijk want je leert er veel, je kunt er je vrienden zien en het helpt je een diploma krijgen

Slide 7 - Slide

Hoeveel argumenten zitten er in het voorbeeld?

Slide 8 - Quiz

Argumenten herken je aan het signaalwoord want

Signaalwoord staat niet altijd in de tekst maar in je hoofd kun je ze voor een argument zetten.

Kijk maar:

Slide 9 - Slide

Standpunt: School is belangrijk

want je leert er veel
want je kunt er je vrienden zien (en)
want het helpt je een diploma krijgen

Slide 10 - Slide

Feitelijk of waarderend?

Mijn zus heeft goed gehandeld tijdens het conflict met haar docent

feitelijk

waarderend

Slide 11 - Quiz

Feitelijk of waarderend?

Mijn zus staat gemiddeld voldoende voor al haar vakken.

feitelijk

waarderend

Slide 12 - Quiz

Les 18

Argumentatievormen:

Enkelvoudig --> stelling + argument
Meervoudig --> stelling + argument + argument (+argument)...

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Oefenen

Maak: 1 t/m 3 (les 18, blz. 75)

We bespreken opdracht 1 straks klassikaal

Slide 15 - Slide

Bedankt!

Vragen?

Slide 16 - Slide