PW H12 regeling intern milieu en H13 hormonen

1 / 15
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

examentraining 
H12 regeling intern milieu

Slide 2 - Slide

Bij lachgasgebruik wordt een ballon gevuld met het gas. Vervolgens wordt een paar keer in- en uitgeademd in de ballon. Hierdoor ontstaat een kortdurend vrolijk gevoel. Dit gevoel ontstaat waarschijnlijk doordat lachgas NMDA-receptoren in synapsen in de hersenen blokkeert. Er ontstaat ook duizeligheid door een tijdelijk zuurstofgebrek in de hersenen. Doordat de lucht in de ballon geen zuurstof bevat, daalt tijdens het in- en uitademen in de ballon de pO2 in de longen naar ongeveer 6 kPa. Bovendien stijgt het koolstofdioxidegehalte (pCO2) in de longen.

Welk gevolg heeft deze hogere pCO2 voor het verloop van de zuurstofverzadigingscurve van hemoglobine?
A
curve verschuift naar links
B
curve verschuift naar rechts

Slide 3 - Quiz

Bij lachgasgebruik wordt een ballon gevuld met het gas. Vervolgens wordt een paar keer in- en uitgeademd in de ballon. Hierdoor ontstaat een kortdurend vrolijk gevoel. Dit gevoel ontstaat waarschijnlijk doordat lachgas NMDA-receptoren in synapsen in de hersenen blokkeert. Er ontstaat ook duizeligheid door een tijdelijk zuurstofgebrek in de hersenen. Doordat de lucht in de ballon geen zuurstof bevat, daalt tijdens het in- en uitademen in de ballon de pO2 in de longen naar ongeveer 6 kPa. Bovendien stijgt het koolstofdioxidegehalte (pCO2) in de longen.

Neemt de hoeveelheid zuurstof die wordt gebonden door hemoglobine in de longhaarvaten hierdoor af of toe?
A
hoeveelheid zuurstof die wordt gebonden door hemoglobine in de longhaarvaten neemt toe
B
hoeveelheid zuurstof die wordt gebonden door hemoglobine in de longhaarvaten neemt af

Slide 4 - Quiz

De combinatie van lachgas en alcohol kan leiden tot een levensgevaarlijke onderdrukking van de ademreflex. Alcohol onderdrukt het ademcentrum en lachgas onderdrukt de respons van de betrokken chemoreceptoren.

Waar bevindt zich het ademcentrum? Kies uit hersenschors of hersenstam.
En in welke bloedvaten bevinden zich de chemoreceptoren die bij de ademreflex betrokken zijn?
Kies uit aorta/ halsslagaders/ bovenste holle ader/ halsaders/ longaders

Slide 5 - Open question

examentraining 
H13 hormonen

Slide 6 - Slide

In de achterkwab van de hypofyse worden oxytocine en ADH (vasopressine) gemaakt. Deze peptidehormonen verschillen slechts weinig van structuur, maar wel veel wat de uitwerking betreft. Over de productie en het effect van ADH en oxytocine worden de volgende uitspraken gedaan:
1. Het is mogelijk dat de hypofyse tegelijkertijd de hormonen ADH én oxytocine afgeeft.
2. Het is mogelijk dat een doelwitcel functionele receptoren voor ADH én voor oxytocine heeft.

Welke van deze uitspraken is of welke zijn juist?
A
alleen 1
B
alleen 2
C
beide
D
geen van beide

Slide 7 - Quiz

zwangerschapsdiabetes
Zwangerschapsdiabetes is een vorm van suikerziekte die tijdens de zwangerschap ontstaat, meestal tussen de 24ste en 28ste week van de zwangerschap. Deze vorm van diabetes wordt veroorzaakt door insulineresistentie en lijkt op diabetes type 2. Bij zwangerschapsdiabetes is het de veranderde hormoonhuishouding die de cellen in het lichaam ongevoeliger maakt voor insuline. Doordat stoffen uit vetcellen de insulinegevoeligheid eveneens verminderen, komt zwangerschapsdiabetes vaker voor bij vrouwen met overgewicht. De grootste boosdoener is een antagonist van insuline, het placentahormoon HPL. De productie van HPL is in de tweede helft van de zwangerschap veel hoger dan in de eerste helft.

Slide 8 - Slide

Onder normale omstandigheden is de alvleesklier in staat door middel van hormonen de bloedsuikerspiegel zo te regelen dat deze rond een bepaalde normwaarde fluctueert. Bij een vrouw met zwangerschapsdiabetes is de bloedsuikerspiegel langdurig te hoog.

Beschrijf twee verschillende natuurlijke situaties waarbij de bloedsuikerspiegel tijdelijk stijgt en benoem bij beide het daarbij betrokken orgaan of hormoon.

Slide 9 - Open question

zwangerschapsdiabetes
Zwangerschapsdiabetes is een vorm van suikerziekte die tijdens de zwangerschap ontstaat, meestal tussen de 24ste en 28ste week van de zwangerschap. Deze vorm van diabetes wordt veroorzaakt door insulineresistentie en lijkt op diabetes type 2. Bij zwangerschapsdiabetes is het de veranderde hormoonhuishouding die de cellen in het lichaam ongevoeliger maakt voor insuline. Doordat stoffen uit vetcellen de insulinegevoeligheid eveneens verminderen, komt zwangerschapsdiabetes vaker voor bij vrouwen met overgewicht. De grootste boosdoener is een antagonist van insuline, het placentahormoon HPL. De productie van HPL is in de tweede helft van de zwangerschap veel hoger dan in de eerste helft.

Slide 10 - Slide

Welke verstoring op celniveau treedt op bij vrouwen met zwangerschapsdiabetes?
A
cellen van de eilandjes van Langerhans produceren geen insuline
B
door de vele vetcellen wordt te veel glucose opgeslagen
C
levercellen en spiercellen nemen te weinig glucose op
D
niercellen scheiden glucose pas bij een hoge bloedsuikerspiegel uit

Slide 11 - Quiz

orale glucosetolerantietest
Bij een orale glucosetolerantietest (OGTT) wordt het glucosegehalte van het bloed gemeten vóór het drinken van een glucoseoplossing en twee uur erna. Bij niet-zwangeren zonder diabetes daalt de bloedsuikerspiegel binnen die twee uur vrij snel tot een normaal niveau (4 tot 6 mmol/L). Bij vrouwen met zwangerschapsdiabetes of met diabetes type 2 neemt de bloedsuikerspiegel gedurende die twee uur alleen maar toe. Voor de diagnose diabetes type 2 gelden bij een OGTT de volgende ‘normwaarden’: voor de eerste meting 7 mmol/L of hoger en/of voor de tweede meting 11 mmol/L of hoger. Voor aanvang van de OGTT moet je nuchter zijn. Dat wil zeggen dat je in de acht uur voor de test niets gegeten of gedronken mag hebben. Doe je dat wel, dan is er kans op een fout-positieve uitslag.

Slide 12 - Slide

Leg uit hoe het eten of drinken vóór de test mogelijk een fout-positieve uitslag kan veroorzaken.

Slide 13 - Open question

Osteoporose
Bij osteoporose verliezen de botten botmassa (mineralen), met als gevolg dat ze broos worden. Daar merk je in het begin niets van. Je kunt al 30% van je botmassa verloren hebben op het moment dat je ‘zomaar’ een bot breekt. Ongeveer 1 kilogram calcium is verwerkt in botten en tanden. Daarnaast bevindt zich ongeveer 1 gram in het inwendige milieu. Deze calciumionen vervullen een belangrijke rol bij allerlei processen in het lichaam. Vandaar dat de concentratie Ca2+ in het bloedplasma goed gereguleerd moet worden. Dit gebeurt onder invloed van het parathormoon (PTH) afkomstig uit bijschildkliercellen. De afbeelding toont hoe de afgifte van PTH via second messengers wordt gereguleerd.

Slide 14 - Slide

Over deze regulering worden twee beweringen gedaan.

1. Het activeren van de second messengers leidt tot versmelting van de met PTH gevulde blaasjes met het celmembraan.
2. Als de concentratie inositoltrifosfaat (3b) toeneemt, leidt dit tot versmelting van de met PTH gevulde blaasjes met het celmembraan.

Welke bewering is of welke zijn juist?

A
alleen 1
B
alleen 2
C
beide
D
geen van beide

Slide 15 - Quiz