This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Begrijpend lezen H. 4.3 en 5.3
Klas 2 KGT
Slide 1 - Slide
§ 4.3 en 5.3 Lezen
Leerdoelen
In deze paragraaf herhaal je:
• de tekstdoelen herkennen;
• de kernzin van een alinea aanwijzen.
In deze paragraaf leer je:
• tekstsoorten herkennen;
• over beeld en opmaak in een tekst;
• wat het leespubliek van een tekst is;
• de functies van inleiding en slot herkennen;
• een samenvatting maken met kernzinnen.
Slide 2 - Slide
Tekstdoel
Een schrijver schrijft zijn tekst met een bepaalde bedoeling: het tekstdoel.
Soms heeft een schrijver méér doelen met zijn tekst. Dan is altijd één doel het belangrijkst.
Slide 3 - Slide
tekstdoel
De schrijver wil:
informeren
de lezer informatie geven over een bepaald onderwerp.
Je krijgt vooral feitelijke informatie. Je leest de tekst om iets te weten te komen.
amuseren
dat de lezer plezier heeft in het lezen van de tekst.
overtuigen
dat de lezer zijn mening overneemt.
activeren
dat de lezer iets gaat doen; dat de lezer in actie komt.
Slide 4 - Slide
Tekstsoorten
Slide 5 - Slide
Een krantenbericht over een sportwedstijd is een
A
Tekst met een mening
B
Informatieve tekst
C
Activerende tekst
D
Amuserende tekst
Slide 6 - Quiz
Tekstdoelen zijn de redenen waarom een auteur een bepaalde tekst schrijft. Het begrijpen van tekstdoelen is belangrijk omdat het je kan helpen de bedoeling van een tekst beter te begrijpen en hoe je erop moet reageren.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quiz
Een reclame voor nieuwe Nike sportschoenen is een
A
informatieve tekst
B
tekst met een mening
C
activerende tekst
D
amuserende tekst
Slide 8 - Quiz
Tekstdoel?
Slide 9 - Slide
Wat is het tekstdoel van de tekst over de hagedis?
Slide 10 - Open question
Kernzin en toelichting
- In een alinea staat bijna altijd een kernzin: de zin met de belangrijkste informatie van de alinea. De kernzin is meestal de eerste zin van een alinea, soms de laatste zin.
- De andere zinnen van de alinea zijn een toelichting bij de kernzin. De toelichting is meestal een uitleg of een voorbeeld.
Voorbeeld:
Emoticons zijn symbolen die emoties weergeven.Bij emoticons gebruikt men vaak een combinatie van leestekens en lettertekens. Een bekende emoticon is :-)
Slide 11 - Slide
Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea
Slide 12 - Quiz
Beeld en opmaak
- Opmaak:
1. De verdeling van de tekst over de pagina;
2. De keuze van lettertype en lettergrootte ;
3. Het gebruik van kleur.
- Beeld:
1. De afbeelding die bij de tekst staat.
Slide 13 - Slide
Op welke manier is in de afbeelding hiernaast gebruikgemaakt van beeld en opmaak?
Slide 14 - Slide
Leespubliek
Een schrijver schrijft zijn tekst niet voor iedereen, maar voor een bepaalde groep lezers. Deze lezers noem je het leespubliek.
Slide 15 - Slide
Waar let je op als je te weten wilt komen voor welk publiek een tekst is bedoeld? Meerdere antwoorden zijn mogelijk.
A
soort plaatjes
B
het taalgebruik
C
de bron
D
het onderwerp
Slide 16 - Quiz
Functies van inleiding en slot
Een tekst heeft altijd een inleiding, de eerste alinea. In de inleiding noemt de schrijver altijd het onderwerp van de tekst.
Daarnaast trekt hij de aandacht van de lezer, zodat die nieuwsgierig wordt naar de rest van de tekst. De schrijver kan dat doen door:
Slide 17 - Slide
De schrijver kan de aandacht van de lezer trekken door:
• kort zijn mening te geven; hierdoor wordt de lezer nieuwsgierig naar de argumenten bij die mening;
• een vraag te stellen: hierdoor wordt de lezer nieuwsgierig naar het antwoord op die vraag.
• een samenvatting van de tekst te geven.
Slide 18 - Slide
Het slot van een tekst is de laatste alinea. Hierin rondt de schrijver de tekst af. Hij kan dat op verschillende manieren doen:
• hij geeft een samenvatting van de tekst;
• hij geeft zijn conclusie;
• hij geeft een antwoord op de vraag uit de inleiding.
Niet elke tekst heeft een slot. Een nieuwsbericht op een website of in een krant heeft meestal alleen een inleiding of een kern.
Slide 19 - Slide
In een samenvatting noteer je alleen de hoofdzaken van een tekst. Dit kan gemakkelijk door alle kernzinnen van de belangrijke alinea's na elkaar te zetten.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quiz
Verwijswoorden
Als je een tekst wilt begrijpen, dan moet je kunnen zien waar verwijswoorden naar verwijzen.