This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
S Koppelman
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Wat staat er in het marketingconcept centraal?
A
De behoeften van de afnemers
B
De productie van de artikelen
C
De verkoop aan afnemers
D
De winst van de onderneming
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Waar zou de eerste auto (T-Ford) onder vallen?
A
Productieoriëntatie
B
Verkooporiëntatie
C
Marketingoriëntatie
D
Maatschappelijke oriëntatie
Slide 9 - Quiz
In de jaren vijftig is marketing in Nederland geïntroduceerd. In welke volgorde heeft marketing de verschillende fasen in de historische ontwikkeling doorlopen?
De hoeveelheid ingekochte grondstoffen is bij een bedrijf afhankelijk van de verkoop van de eigen producten. Hier is sprake van
A
een Gatekeeper
B
onderlinge afhankelijkheid
C
een afgeleide vraag
D
reciprociteit
Slide 13 - Quiz
Wat is de juiste typering van een 'consumentenmarkt'. Een consumentenmarkt is een markt waar
A
de algemene beginselen van de consumentenmarketing toegepast worden.
B
de consumenten hun goederen ter verkoop aanbieden.
C
vooral de producent het voor het zeggen heeft.
D
de finale afnemer als vrager optreedt.
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Wat wordt verstaan onder trade marketing?
A
Marketingactiviteiten van fabrikanten, gericht op de industriële afnemers.
B
Marketingactiviteiten van de tussenhandel, gericht op industriële afnemers.
C
Marketingactiviteiten van de tussenhandel, gericht op de consument.
D
Marketingactiviteiten van fabrikanten, gericht op de tussenhandel.
Slide 17 - Quiz
Omschrijf wat bartering betekent.
Slide 18 - Open question
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Een leverancier van mobiele telefoons verlengt de standaard garantietermijn voor zijn producten met een jaar om de verkoop te stimuleren. Tot welk onderdeel van de marketingmix behoort deze actie?
A
Plaats
B
Promotie
C
Product
D
Prijs
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Maak de koppeling: 'het beeld dat de klant heeft van het bedrijf en zijn merken ten opzichte van concurrenten'.
A
Ruil
B
Reputatie
C
Relatie
Slide 24 - Quiz
Maak de koppeling: 'Voortdurende interactie met de klant, waarbij uiteindelijk een zekere binding of loyaliteit ontstaat'.
A
Ruil
B
Relatie
C
Reputatie
Slide 25 - Quiz
Slide 26 - Slide
De stijging van de rente is voor een organisatie een voorbeeld van
A
een economische omgevingsfactor
B
een maatschappelijke omgevingsfactor
C
een demografische omgevingsfactor
D
een sociaal-culturele omgevingsfactor
Slide 27 - Quiz
De vergrijzing is voor een organisatie een voorbeeld van