4 april

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica en/of opdracht?
  • Bepreken 9B, B en oefeningen
  • 9C
1 / 41
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica en/of opdracht?
  • Bepreken 9B, B en oefeningen
  • 9C

Slide 1 - Slide

Vragen grammatica en/of opdracht?

Slide 2 - Open question

Geen vragen (meer)?
  • Maak maar twee rijtjes.... 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Vragen Cultuurtekst
  • Een dialoog van Plato heet de Protagoras, waarom Protagoras?
  • Noem 3 voorbeelden van (vroege) culturen waar het ontstaan van mythes heeft plaatsgevonden.
  • Wat is het verschil tussen een mythe en een sprookje?
  • Waar dachten de Grieken dat homoseksualiteit was ontstaan?
  • Wat is de verhouding tussen εραστης en ερωμενος?
  • Uit welk oud geslacht is de liefde tussen man en vrouw ontstaan?


Slide 5 - Slide

Vragen Cultuurtekst
  • De Grieken vonden de liefde tussen twee mannen de ultieme liefde. Wat was volgens hen de functie van de liefde tussen man en vrouw?
  • Wat was het verschil tussen de Atheense maatschappij en die van ons tegenwoordig?
  • Hoezo werden vrouwen, zowel voor als na het huwelijk binnengehouden?
  • Welk risico liep je als je in een relatie ging betalen (prostitutie)?

Slide 6 - Slide

Vragen Cultuurtekst
  • Wat was het verschil tussen de Griekse oudheid en het Christendom bij het hebben van seksuele contacten?
  • Wie was Sappho?
  • Hoe verschilt de kijk op homoseksualiteit tussen ons en de oude Grieken?
  • Waarom vond men dat je als man niet aan prostitutie mocht/moest doen?
  • Waarom liet Plato in het Symposion de jonge Alkibiades klagen?

Slide 7 - Slide

ἐγὼ δὴ ὑμῖν ἡγήσομαι·

Slide 8 - Open question

καὶ γὰρ αὐτὸς ἐνδιέτριψα τῇ Ἴδῃ,
ὁπότε δὴ ὁ Ζεὺς ἤρα τοῦ μειρακίου τοῦ Φρυγός,

Slide 9 - Open question

καὶ πολλάκις δεῦρο ἦλθον ὑπ᾽ ἐκείνου καταπεμφθεὶς εἰς ἐπισκοπὴν τοῦ παιδός.

Slide 10 - Open question

καὶ ὁπότε γε ἤδη ἐν τῷ ἀετῷ ἦν,
συμπαριπτάμην αὐτῷ καὶ συνεκούφιζον τὸν καλόν,

Slide 11 - Open question

καὶ εἴ γε μέμνημαι, ἀπὸ ταυτησὶ τῆς πέτρας αὐτὸν ἀνήρπασεν.

Slide 12 - Open question

ὁ μὲν γὰρ ἔτυχε τότε συρίζων πρὸς τὸ ποίμνιον,

Slide 13 - Open question

καταπτάμενος δὲ ὄπισθεν αὐτοῦ ὁ Ζεὺς κούφως μάλα τοῖς ὄνυξι περιβαλὼν

Slide 14 - Open question

καὶ τῷ στόματι τὴν ἐπὶ τῇ κεφαλῇ τιάραν ἔχων

Slide 15 - Open question

ἀνέφερε τὸν παῖδα τεταραγμένον καὶ τῷ τραχήλῳ ἀπεστραμμένῳ εἰς αὐτὸν ἀποβλέποντα.

Slide 16 - Open question

τότε οὖν ἐγὼ τὴν σύριγγα λαβών

Slide 17 - Open question

ἀπεβεβλήκει γὰρ αὐτὴν ὑπὸ τοῦ δέους

Slide 18 - Open question

ἀλλὰ γὰρ ὁ διαιτητὴς οὑτοσὶ πλησίον, ὥστε προσείπωμεν αὐτόν·

Slide 19 - Open question

χαῖρε, ὦ βουκόλε.

Slide 20 - Open question

A Werkwoord - 1ab
  • a de beginmedeklinker + een ε
  • b een ε

Slide 21 - Slide

A Werkwoord 1d
  • λέλυμαι
  • λέλυσαι
  • λέλυται
  • λελύμεθα
  • λέλυσθε
  • λέλυνται

Slide 22 - Slide

A Werkwoord - 1ef
  • e ἀπ-ε-βεβλήκει: deze vorm heeft een augment
  • f ἐλελύμην
  • ἐλέλυσο
  • ἐλέλυτο
  • ἐλελύμεθα
  • ἐλέλυσθε
  • ἐλέλυντο

Slide 23 - Slide

A Werkwoord - 1i
  • 1 wij zijn gestuurd
  • 2 jij hebt je verstopt/bent verstopt 
  • 3 jullie waren verlaten
  • 4 hij is bewaakt
  • 5 ik was overtuigd

Slide 24 - Slide

A Werkwoord - 1i
  • 6 wij waren bewaakt
  • 7 zij hebben zich/zijn verstopt
  • 8 het was gedaan, het was af
  • 9 zijn waren genoemd/zij heetten
  • 10 jij had je voorbereid/was geprepareerd

Slide 25 - Slide

Συμβουλή 2
Van links naar rechts Hera, herkenbaar aan haar kroon (als koningin van de goden) en de leeuw als koninklijk symbool; Athena, herkenbaar aan de helm en speer en de Aegismantel; Aphrodite, herkenbaar aan de gevleugelde Eros; Hermes, herkenbaar aan de vleugels aan z’n hoed, z’n staf en z’n reizigersmantel; en rechts Paris, zittend met een lier.

Slide 26 - Slide

Συμβουλή 3
  • a μειράκιον (r. 2) en παῖς (r. 4 en 10)
  • b ὁ μὲν γὰρ ἔτυχε συρίζων πρὸς τὸ ποίμνιον dus een baby kan het niet zijn
  • c afbeelding 3 (het schilderij van Rembrandt)
  • d In afbeelding 2 is Zeus niet vermomd als adelaar, zoals in de andere afbeeldingen en in de tekst: ὁπότε γε ἤδη ἐν τῷ ἀετῷ ἦν (r. 4)
  • e de afbeeldingen 2 en 4

Slide 27 - Slide

Συμβουλή 4-5
  • 4 Hij plast van angst; hij huilt ook
  • 5 a Ganymedes heeft z’n hoofd (nek) gedraaid, maar kijkt niet naar de adelaar (Zeus) maar van hem weg (εἰς αὐτὸν ἀποβλέψοντα).
  • c Het schilderij heeft veel dreigend donker, een onrustige lucht.

Slide 28 - Slide

Opdracht bij de tekst
  • Kleur in elke zin:
  • De persoonsvorm.
  • Andere werkwoordsvormen in een andere kleur.
  • Alle Nominativi in een andere kleur.
  • Alle directe en indirecte objecten ieder in een andere kleur.
  • (Dus: lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp).

Slide 29 - Slide

9B: De Geboorte van Dionysos

Slide 30 - Slide

A De genitivus absolutus
  • a Het zijn bijzinnen.
  • b Zeus Διός
  • Semele Σεμέλης
  • Semele Σεμέλης
  • c in de genitivus
  • d participia

Slide 31 - Slide

A De genitivus absolutus
  • e gen. ev mnl.
  • gen. ev vrl.
  • gen. ev vrl.
  • de participia congrueren met de onderwerpen
  • f het is drie keer een ptc. van de aoristus
  • g omdat/toen Zeus haar beloofde

Slide 32 - Slide

A De genitivus absolutus
  • i znw. / of pers. vnw. of een naam
  • participium
  • bijzin

Slide 33 - Slide

A De genitivus absolutus
  • j 1 Toen de ouders afwezig waren / bij afwezigheid van de ouders / tijdens de afwezigheid van de ouders, roofden twee mannen Alexandros.
  • 2 Terwijl de meisjes binnen blijven, trainen de jongens zich.
  • 3 Nadat Philippos dat gezegd had, begonnen allen te lachen.
  • 4 Wanneer de menigte luistert, is Glaukon bang.

Slide 34 - Slide

B Het werkwoord
  • 1a de θ
  • b 3 ev
  • c ἐρασθείς nom. ev mnl.
  • ἐξαπατηθεῖσα nom. ev vrl.
  • αἰτηθέν acc. ev onz.
  • ἐξαμβλωθέν acc. ev onz.
  • 2 3 ev praes. act.

Slide 35 - Slide

B Het werkwoord
  • 3 a inf. fut. act.
  • b nom. ev mnl. ptc. praes. med.
  • c inf. aor. act.
  • d nom. ev mnl. ptc. aor. act
  • e 3 ev aor. act.
  • f inf. aor. med.
  • 4 In het praesens en ze zijn vertaald met een verleden tijd.

Slide 36 - Slide

C Vragen over de tekst
  • 1 a Ἥρας κρύφα
  • b μνηστευόμενος Ἥραν
  • c καταψεύσασθαι Διός
  • 2 a inf. perf. med.
  • b het resultaat van het samen slapen: ze is zwanger
  • c ‘dat ze zwanger was van een of andere sterveling’.
  • 3 r. 11 ἐν-έρραψε

Slide 37 - Slide

Oefeningen
  • Een geleerde (die) basisschoolleraar(was) keek (ptc. aor.) plotseling weg naar de hoek en schreeuwde:
  • ‘Dionysios in de hoek is stout.’ 
  • Toen iemand zei, dat hij (Dionysios) er nog niet was, zei hij (de leraar):
  • ‘Telkens wanneer hij ook maar komt’.

Slide 38 - Slide

Oefeningen
  • Een geleerde/student had kameraden voor een maaltijd uitgenodigd (ptc. aor.); 
  • toen zijde varkenskop hadden geprezen en de wens hadden uitgesproken ook de volgende dag bij hem onthaald te worden, ging hij (ptc. aor.) naar de slager. 
  • Hij zei: ‘Geef mij van dat zelfde varken een andere kop.
  • Want die van gister heeft ons heel goed gesmaakt.’

Slide 39 - Slide

Oefeningen
  • Toen een Abderiet zag dat een eunuch met een vrouw omgang had, 
  • vroeg hij een ander of dat blijkbaar de vrouw van hem was. 
  • En toen die had gezegd dat een eunuch geen vrouw kan hebben, zei hij:
  • ‘Het is zijn dochter, is het niet?’

Slide 40 - Slide

Aan het werk.
  • Leer de woordjes en grammatica t/m 9C
  • Kleur 9C, t/m 12.

    Dit is ook huiswerk. 

Slide 41 - Slide