Blok 4 spelling

1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat is de afkorting van tv?

Slide 2 - Open question

Wat is de bezitsvorm van Kees?

Slide 3 - Open question

Waar komt de apostrof?
s ochtends

Slide 4 - Open question

Gebruik het weglatingsstreepje bij :
voorspoed en tegenspoed

Slide 5 - Open question

Weglatingsstreepje. Kort in:
fietsbanden en fietszadels
timer
0:30

Slide 6 - Open question

Spelling 
les 4.12 + 5.8

Slide 7 - Slide

Doel van de les
  • Je weet hoe je het afbreekteken moet gebruiken.
  • Je weet welke regels je moet toepassen bij het schrijven van verkleinwoorden.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Neem het onderstaande woord over en plaats een afbreekteken op de juiste plek.

olifant

Slide 13 - Open question

Neem het onderstaande woord over en plaats een afbreekteken op de juiste plek.

vloerverwarming

Slide 14 - Open question

Neem het onderstaande woord over en plaats een afbreekteken op de juiste plek.

reservering

Slide 15 - Open question

Neem het onderstaande woord over en plaats een afbreekteken op de juiste plek.

fotootje
Verkleinwoord
Schrijf geen extra klinker in verkleinwoorden.

Slide 16 - Open question

verkleinwoorden

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Bij verkleinwoorden is het lidwoord altijd:
A
de
B
een
C
het
D
dit

Slide 20 - Quiz

Wat is het juiste verkleinwoord?
A
Auto'tje
B
Videotje
C
Koningkje
D
Bankje

Slide 21 - Quiz

het verkleinwoord van bel is
A
bellen
B
belde
C
belletje
D
bellentje

Slide 22 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van
lolly?
timer
0:30
A
lollytje
B
lolly'tje
C
lollietje
D
lollitje

Slide 23 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van 'wandeling'?
A
wandelingpje
B
wandelinkje
C
wandelingetje
D
wandelingtje

Slide 24 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van 'cd'?
A
cd'tje
B
cdtje
C
cd's
D
cd-en

Slide 25 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van
het spel
A
het speltje
B
het spelletje
C
het spelje
D
de speltje

Slide 26 - Quiz

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van de kano?
A
Kano'tje
B
Kanotje
C
Kanoo'tje
D
Kanootje

Slide 27 - Quiz

Maken Spelling les 4.12 + 5.8 
timer
10:00
Klaar? Bijspijkeren - spelling- kies uit:
  • 3.9
  • 4.9
  • 4.10
  • 4.11
  • 4.12
  • 5.8

Slide 28 - Slide

mini - dictee

Slide 29 - Slide

Breek correct af:

oneerlijk

Slide 30 - Open question

polootje

Slide 31 - Open question

Verklein correct:

cd

Slide 32 - Open question

Verklein correct:

paraplu

Slide 33 - Open question

Afsluiting
  • Huiswerk: Spelling - les 4.12 + 5.8
  • Volgende les: spelling les .8 + 6.9

Slide 34 - Slide