This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Competenties
Slide 1 - Slide
van welke competentie is dit een voorbeeld?
A
creativiteit
B
samenwerking
C
leiderschap
D
presenteren
Slide 2 - Quiz
Ontwikkelpunten?
Slide 3 - Mind map
Waarom wil een werkgever dit weten?
Hij wil weten wie hij aanneemt. Sommige ontwikkelpunten zijn onhandig voor een bepaalde functie. Als je in de schoonmaak wilt werken terwijl je heel erg slordig bent, kan dat een reden zijn om je niet aan te nemen.
Slide 4 - Slide
Hoe benoem je je zwakke punten?
Aangeven waar je minder goed in bent kan lastig zijn.
Wees zelfkritisch, maar kraak jezelf niet af. Spreek niet van een ‘slechte', ‘zwakke(re)' of ‘negatieve' eigenschap, maar van een 'ontwikkelpunt'.
Slide 5 - Slide
Wat zijn jouw ontwikkelpunten?
Slide 6 - Open question
Vragen over solliciteren
Slide 7 - Slide
Babet weet veel over de geschiedenis van Nederland. Welk begrip past bij dit voorbeeld?
A
houding
B
kennis
C
vaardigheid
Slide 8 - Quiz
Sven kan goed knopen leggen in een touw. Welk begrip past bij dit voorbeeld?
A
houding
B
kennis
C
vaardigheid
Slide 9 - Quiz
Gijs vindt het leuk om brood te bakken. Zijn houding tegenover broodbakken is positief. Is deze uitspraak juist of onjuist?
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quiz
Julia werkt in een drukke kledingwinkel. Ze moet hard werken. Ze houdt het overzicht en raakt niet in paniek. Wat is haar competentie?
A
besluitvaardigheid
B
klantgerichtheid
C
mensenkennis
D
stressbestendigheid
Slide 11 - Quiz
Hoe kun je erachter komen welke competenties jij bezit?
A
door op een lijst met competenties te kijken wat bij jou past
B
door een competentie-test op internet te maken
C
door feedback te vragen aan iemand die jou niet zo goed kent
D
door over je gevoelens na te denken
Slide 12 - Quiz
Is deze uitspraak juist of onjuist: Je zal nooit beter worden in je ontwikkelpunten
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quiz
Onderstaand zie je voorbeelden. Welke daarvan zijn ontwikkelpunten?
A
altijd op tijd komen voor een vergadering
B
je aan je gemaakte planning houden
C
moeite hebben met taken uit handen geven
D
niet goed genoeg voorbereiden voor een presentatie