B&F, taal, thema pronkstukken, les woordenschat 2

Taal thema pronkstukken
Doel: woordenschat 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Taal thema pronkstukken
Doel: woordenschat 

Slide 1 - Slide

Welk woord past bij de zin?
De jongen bekeek aandachtig zijn nieuwe postzegel.
A
bestuderen
B
tentoonstellen

Slide 2 - Quiz

Welk woord past bij de zin?
Mijn verzameling speelgoedauto's past niet meer in mijn kamer.
A
de categorie
B
omvangrijk

Slide 3 - Quiz

Welk woord past bij de zin?
Eindelijk heb ik hem! Hier was ik al heel lang naar op zoek.
A
de vondst
B
de expositie

Slide 4 - Quiz

Welk woord past bij de zin?
Ik poets mijn munten iedere dag.
A
koesteren
B
ordenen

Slide 5 - Quiz

Welk woord past in de zin?
Ik heb zes schoenendozen met ansichtkaarten die ik wil..................
A
categorie
B
tentoonstellen
C
expositie
D
bestuderen

Slide 6 - Quiz

Mijn vader zegt dat ik de ansichtkaarten moet .................
A
categorie
B
expositie
C
ordenen
D
bestuderen

Slide 7 - Quiz

Ik maak bijvoorbeeld een ............. steden.
A
categorie
B
expositie
C
tentoonstelling
D
omvangrijk

Slide 8 - Quiz

Ik maak bijvoorbeeld een categorie steden voor mijn ...................
A
omvangrijk
B
vondst
C
passie
D
expositie

Slide 9 - Quiz

Wat hoort erbij?
het object
A
de indruk die je van iets hebt
B
zo neerleggen dat alles goed te zien is
C
zonder einde
D
het voorwerp

Slide 10 - Quiz

Wat hoort erbij?
eindeloos
A
de indruk die je van iets hebt
B
zo neerleggen dat alles goed te zien is
C
zonder einde
D
de bijzondere eigenschap

Slide 11 - Quiz

Wat hoort erbij?
uitstallen
A
de indruk die je van iets hebt
B
zo neerleggen dat alles goed te zien is
C
zonder einde
D
de bijzondere eigenschap

Slide 12 - Quiz

Wat hoort erbij?
de impressie
A
de indruk die je van iets hebt
B
zo neerleggen dat alles goed te zien is
C
zonder einde
D
de bijzondere eigenschap

Slide 13 - Quiz

Wat hoort erbij?
het kenmerk
A
de indruk die je van iets hebt
B
zo neerleggen dat alles goed te zien is
C
zonder einde
D
de bijzondere eigenschap

Slide 14 - Quiz

Welk woord is het?
Wat er zo mooi is aan iets of iemand
A
gaaf
B
de schoonheid
C
de toelichting
D
de impressie

Slide 15 - Quiz

Welk woord is het?
De uitleg
A
gaaf
B
koesteren
C
de toelichting
D
de impressie

Slide 16 - Quiz

Welk woord is het?
de indruk
A
gaaf
B
koesteren
C
het exemplaar
D
de impressie

Slide 17 - Quiz

Welk woord is het?
Aandacht en zorg aan iets of iemand besteden.
A
gaaf
B
koesteren
C
het exemplaar
D
de catalogus

Slide 18 - Quiz

Welk woord is het?
Een boek of lijst met een opsomming van voorwerpen.
A
gaaf
B
de rage
C
het exemplaar
D
de catalogus

Slide 19 - Quiz

Welk woord is het?
Niet beschadigd. Helemaal heel.
A
gaaf
B
de rage
C
het exemplaar
D
het object

Slide 20 - Quiz

Welk woord is het?
Een voorwerp waarvan er nog meer zijn.
A
het kenmerk
B
de rage
C
het exemplaar
D
het object

Slide 21 - Quiz

Welk woord is het?
Een bijzondere eigenschap waaraan je iets of iemand herkent.
A
het kenmerk
B
de rage
C
koesteren
D
het object

Slide 22 - Quiz

Goed gewerkt!

Slide 23 - Slide