What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
B&F, Taal, thema pronkstukken, les woordenschat
Taal thema pronkstukken
Doel: woordenschat
1 / 21
next
Slide 1:
Slide
Taal
Basisschool
Groep 6
This lesson contains
21 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Taal thema pronkstukken
Doel: woordenschat
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Bron 1. Op de foto zie je:
A
een stapel stenen
B
een collectie stenen
Slide 3 - Quiz
Bron 1. Daarvoor staat de trotse
A
verzamelaar
B
vader
Slide 4 - Quiz
Bron 1. In zijn hand heeft hij
A
een eindeloze steen
B
een zeldzame steen
Slide 5 - Quiz
Bron 1. Jelle begon stenen te verzamelen:
A
voor zijn werk
B
uit liefhebberij
Slide 6 - Quiz
Bron 1. Zwerfstenen verzamelen is nu:
A
zijn passie
B
zijn rage
Slide 7 - Quiz
Welke twee woorden passen erin?
In de............. hangen schilderijen van een beroemde ..................
A
galerie, liefhebber
B
galerie, kunstenaar
C
vitrinekast, liefhebber
D
vitrinekast, kunstenaar
Slide 8 - Quiz
Het is druk bij deze.....................
A
expositie
B
liefhebberij
Slide 9 - Quiz
Het.................... is het ............... dat aan de grote wand in het midden hangt.
A
pronkstuk, exemplaar
B
pronkstuk, kenmerk
C
detail, exemplaar
D
detail, kenmerk
Slide 10 - Quiz
Wat hoort erbij:
gaaf
A
geliefd
B
van deze tijd
C
niet beschadigd
Slide 11 - Quiz
Wat hoort erbij:
gewild
A
geliefd
B
van deze tijd
C
niet beschadigd
Slide 12 - Quiz
Wat hoort erbij:
modern
A
geliefd
B
van deze tijd
C
niet beschadigd
Slide 13 - Quiz
Welk woord van de week past hierbij?
A
gaaf
B
het detail
C
koesteren
D
omvangrijk
Slide 14 - Quiz
Het detail: bij welke zin past dit woord het best?
A
Het heeft me veel tijd gekost om mijn verzameling boeken zo mooi uit te stallen.
B
Rechtsonder staat heel klein de handtekening van de kunstenaar.
C
Geen steen is hetzelfde, iedere steen is uniek.
Slide 15 - Quiz
Wat betekend het tegengestelde?
boeiend
A
niet alles
B
saai
C
door elkaar gooien
D
ouderwets
Slide 16 - Quiz
Wat betekend het tegengestelde?
ordenen
A
niet alles
B
ouderwets
C
door elkaar gooien
D
beschadigd
Slide 17 - Quiz
Wat betekend het tegengestelde?
gaaf
A
niet alles
B
ouderwets
C
door elkaar gooien
D
beschadigd
Slide 18 - Quiz
Wat betekend het tegengestelde?
compleet
A
niet alles
B
ouderwets
C
door elkaar gooien
D
beschadigd
Slide 19 - Quiz
Wat betekend het tegengestelde?
modern
A
niet alles
B
ouderwets
C
door elkaar gooien
D
beschadigd
Slide 20 - Quiz
Goed gewerkt!
Slide 21 - Slide
More lessons like this
pronkstukken woordenschat
November 2023
- Lesson with
11 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
B&F, taal, thema pronkstukken, les taalverkennen
March 2021
- Lesson with
25 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
B&F, taal, thema pronkstukken, les woordenschat 2
November 2022
- Lesson with
23 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
Pronkstukkenblok2week3staalgr6
October 2021
- Lesson with
20 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
SMS Thema woorden 3.
January 2022
- Lesson with
24 slides
Taalles
Primary Education
Age 11
TA Staal woordenschat Pronkstukken part.2 groep 5/6
January 2024
- Lesson with
17 slides
woordenschat les 1 / 5 pronkstukken
April 2018
- Lesson with
19 slides
woordenschat pronkstuken
Basisschool
Groep 6
TA Staal woordenschat Pronkstukken groep 5/6
January 2024
- Lesson with
11 slides