Woorden H1 en H2

Maandag 17 januari 
Welkom!
De komende lessen gaat het over woordenschat
M. opdracht 4 t/m 8 en 12, par. 1.5 


1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Maandag 17 januari 
Welkom!
De komende lessen gaat het over woordenschat
M. opdracht 4 t/m 8 en 12, par. 1.5 


Slide 1 - Slide

Lesdoelen

- Je leert in deze paragraaf 25 nieuwe woorden gebruiken.

- Je leert wat voorvoegsels en achtervoegsels zijn.

Slide 2 - Slide

Maandag 24 januari
Lezen ('5)
Nakijken opdracht 4 t/m 8
Wat zijn voor- en achtervoegsels?
M. opdracht 16 t/m 20, blz. 47 en 48
Klaar? Maak opdracht 1 t/m 4, blz. 117, 118

Slide 3 - Slide

Wat is een voorvoegsel?

Slide 4 - Open question

Welke voorvoegsels staan er in deze zin?
Het ontbossen van bosgebied vind ik asociaal.

Slide 5 - Open question

Wat is een achtervoegsel?

Slide 6 - Open question

Welke achtervoegsels herken je in deze zin?
Toen mw. Boender een tweeling kreeg was ik sprakeloos.

Slide 7 - Open question

Theorie
Voorvoegsels plak je voor een grondwoord
Achtervoegsels plak je achter een grondwoord

Bijvoorbeeld:
on-aardig
humor-loos
a-sociaal

Slide 8 - Slide

Grondwoord
Grondwoord: is het belangrijkste woord in gelede woorden.
Woorden in rood zijn de grondwoorden:
Bijv: 
talentje
schaapachtig
verbouwen
miskoop

Slide 9 - Slide

Huiswerk van vandaag
H1.5 Woorden opdracht 16 t/m 20

Slide 10 - Slide

Maandag 24 januari
Lezen ('5)
Nieuw hoofdstuk: we beginnen bij paragraaf 2.5
Welke woorden ken je al?
M. opdracht 1 t/m 4 , blz. 117, 118
Terugblik les: dit heb ik geleerd (zie slide 18) ('1)

Slide 11 - Slide

Talent 2.5 Woorden
Leerdoelen van deze paragraaf
- de betekenis van 25 nieuwe woorden (let op: komen terug in teksten)
- de betekenis van Griekse en Latijnse voor- en achtervoegsels


Slide 12 - Slide

Wat betekent 'iemand iets op het hart drukken'?
A
het hart een schok geven
B
iets nieuws brengen
C
iets benadrukken
D
alle aandacht opeisen

Slide 13 - Quiz

Wat betekent 'potentieel'?
A
vaardigheid
B
uiterste grens
C
invloed
D
iets wat zou kunnen gebeuren

Slide 14 - Quiz

Wat betekent 'geleidelijk'?
A
langzamerhand
B
noodzakelijk
C
koersen
D
vastberaden

Slide 15 - Quiz

Wat betekent 'eenzijdig'?
A
scherp stellen
B
beperkt
C
alle aandacht opeisen
D
vaardigheid

Slide 16 - Quiz

Wat betekent 'delicaat'?
A
makkelijk
B
wezenlijk
C
gevoelig
D
plotseling

Slide 17 - Quiz

Evaluatie

Wat heb je geleerd deze les?
Heb je nog vragen of zijn er dingen die je de volgende les wilt bespreken?

Slide 18 - Open question

Dinsdag 25 januari
Welkom!
Opdrachten vorige les ('3)
1. Maak een tekst in Word Online, waarin je 10 woorden uit de woordenlijst verwerkt.
2. Kopieer en plak de tekst in een nieuw document en vervang de woorden uit de woordenlijst door puntjes/streepjes.
3. Deel het document met de verwijderde woorden met mij en met een klasgenoot.
4. Bewaar je eigen versie met de juiste woorden erin. 
5. Uitgewisseld? Vul dan de 'gaten' in de tekst van je klasgenoot, maak ze vetgedrukt.
Al iets geleerd? Vul de evaluatie in. ('3)

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Link

Evaluatie

Wat heb je geleerd deze les?
Heb je nog vragen of zijn er dingen die je de volgende les wilt bespreken?

Slide 21 - Open question

Donderdag 27 januari
Welkom!
Gatentekst bespreken ('5)
Uitleg voor- en achtervoegsels ('5)
Bedenk nu zelf zoveel mogelijk woorden met voor- en achtervoegsels. 
Gebruik de lijst op blz. 121. ('5)
M. opdracht 15 t/m 17, par. 2.5 ('10)
Klaar? Maak de gatentekst af en mail mij en een klasgenoot. Ga leren voor de so van maandag.

Slide 22 - Slide

Griekse en Latijnse voor- en achtervoegsels
voor- en achtervoegsel: 
lettergreep die niet als los woord kan voorkomen
voor- of achteraan een woord om nieuw woord te vormen
 Als je de betekenis van deze woorddelen kent, kun je de betekenis van veel onbekende woorden afleiden.
Voorbeeld van een voorvoegsel: 
pre- (voor)   --- preadvies = vooradvies

Slide 23 - Slide

Bedenk zoveel mogelijk woorden met Griekse en Latijnse voor- en achtervoegsels:

Slide 24 - Open question