4H 2.2 DNA en specialisatie van cellen

H2 Cellen
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H2 Cellen

Slide 1 - Slide

Deze les:
- 2.2 leerdoelen 4 + 5
- Opdrachten

(- 2.2 leerdoel 6
- Opdrachten)





Slide 2 - Slide

2.2 Leerdoelen
4. Je vergelijkt de bouw van DNA met RNA
5. Je vertaalt de code van een stukje DNA via RNA naar aminozuren en andersom
6. Je voorspelt de gevolgen van verschillende typen mutaties in het DNA
7. Je beschrijft de stappen van de celcyclus
8. Je beschrijft hoe cellen met hetzelfde DNA kunnen verschillen in vorm en functie. 

Slide 3 - Slide

Eiwitproductie
1. Eiwitproductie begint in de celkern. Een stukje DNA bevat de bouwinstructie voor een eiwit
2. Dit stukje wordt gekopieerd in de vorm van een RNA molecuul (transcriptie)
3. Via de kern poriën reist het RNA molecuul vervolgens naar het cytoplasma
4. Een ribosoom “leest” het RNA- molecuul en koppelt dan aminozuren aan elkaar volgens de bouwinstructie (translatie)

Slide 4 - Slide

Dubbele helix-structuur 

Backbone van fosfaatgroep (PO4) afgewisseld met een suiker (desoxyribose)                     (zie BINAS 71C)
DNA-
molecuul
(nucleïnezuur)

Slide 5 - Slide

Nucleotide: kleinste bouwsteen van DNA
Bestaat uit 1 fosfaatgroep, 1 suiker en 1 stikstofbase


DNA-
molecuul
(nucleïnezuur)

Slide 6 - Slide

Vier verschillende stikstofbasen: Adenine (A), Thymine (T), Cytosine (C), Guanine (G)

Combinaties A=T en C≡G (baseparing)
De ene streng is complementair aan de andere
DNA

Slide 7 - Slide

Welke basen zitten in de complementaire streng van ATGGT?

Slide 8 - Open question

Transcriptie: DNA naar RNA
Een stuk DNA dat codeert voor één eiwit (eigenschap) is een gen.
De volgorde van stikstofbasen (A,T,C,G) in dat stuk DNA is de code voor het maken van het eiwit.

Eiwitten bestaan uit een keten van aminozuren. Er zijn 20 verschillende aminozuren. 

Als het eiwit moet worden gemaakt wordt eerst van het gen een kopie gemaakt --> RNA



Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Transcriptie: DNA naar RNA
- RNA is enkelstrengs
- RNA heeft Uracil (U) ipv Thymine (T) als stikstofbase

Tegenover de A wordt een U ingebouwd en tegenover T een A

Bij C een G en bij G een C.

Slide 11 - Slide

Een gen heeft de volgende DNA-code:
TTG-TCC-AAG-AAT-CCG-TAA.
Wat is het RNA kopie van dit gen?

Slide 12 - Open question

Translatie: RNA naar eiwit
Het RNA verlaat de kern (via een kernporie) naar het cytoplasma en bindt aan een ribosoom.

Het ribosoom leest het mRNA in steeds 3 basen tegelijk (triplet/ codon).

Slide 13 - Slide

RNA naar eiwit: translatie
Translatie begint altijd bij een AUG code (het startcodon). Hiermee wordt een methionine aminozuur ingebouwd.

Er zijn een paar mogelijke stopcodons waarmee de translatie stopt.

Slide 14 - Slide

Translatie: RNA naar eiwit

Slide 15 - Slide

Kraak de code!
Vertaal de RNA-code naar eiwit:

AUG - AAC-AGG-UUC-UUA-GGC-AUU- UGA

Slide 16 - Slide

Antwoord
Methionine- Asparagine - Arginine - Phenylalanine - 
Leucine - Glycine  - Isoleucine (- Stop)

Slide 17 - Slide

Translatie m.b.v. BINAS 71G 
1
2
3

Slide 18 - Slide

BINAS 71G

Slide 19 - Slide

Wat is het startcodon? Voor welk aminozuur codeert het?

Slide 20 - Open question

Welke stopcodons zijn er?

Slide 21 - Open question

Probeer het zelf!
Wat is de aminozuurvolgorde als:

- De DNA-streng TAC-GAG-CGA-ATC-AGT is?
- De DNA-streng GGC-TAC-CTA-GTT-ACT is?



Slide 22 - Slide

Wat gebeurd er na translatie met de aminozuurketen?

Slide 23 - Slide

Opdrachten
- Maken 2.2 opdrachten bij leerdoelen 4 en 5
timer
10:00

Slide 24 - Slide

Mutatie
Is een verandering in het DNA.

Als een verandering in een gen optreedt kan er een nieuwe code voor een eiwit ontstaan. 

Dit kan leiden tot een nieuwe eigenschap of een aandoening. 

Slide 25 - Slide

Oorzaken van mutaties
Toeval

Mutagenen (UV straling, radioactiviteit, roken, ....)

Slide 26 - Slide

Soorten mutaties
Puntmutatie: verandering van één nucleotide(paar)

Chromosoommutatie: verandering in één chromosoom

Genoommutatie: verandering in het aantal chromosomen

Slide 27 - Slide

Puntmutatie

Slide 28 - Slide

Chromosoom
mutatie

Slide 29 - Slide

Genoommutatie
Bijvoorbeeld een chromosoom teveel of te weinig.
Trisomie 21 (3x chromosoom 21) = syndroom van Down
Turner syndroom (1 X chromosoom ipv 2 = monosomie)

Ontstaat bijv. bij fout tijdens celdeling

Slide 30 - Slide

Opdrachten
- Maak 2.2 opdrachten bij leerdoel 6; opdr. 33 + 34
--> Zo bespreken
timer
5:00

Slide 31 - Slide