B2C 20 May 2021

B2C - English
Welcome!

Week 20 - Lesson three
1 / 33
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

B2C - English
Welcome!

Week 20 - Lesson three

Slide 1 - Slide

Beweringenvragen
Hoe herken ik de vraag? -> Meerdere stellingen, genummerd 1,2 etc.

Slide 2 - Slide

Stappenplan
Allereerst markeren we het stuk tekst waar we moeten zoeken.

Dan strepen we de zoektermen aan waar we mee gaan werken. Denk hierbij aan:
- Namen, plaatsen
- Alles wat je in een cijfer kunt uitdrukken (de meerderheid), en tijdsaanduidingen (vandaag de dag)
- Internationale woorden (discriminatie, autoriteit)

Bij stelling 1 zouden we bijvoorbeeld 'te warm' (meetbare temperatuur) en 'tegenwordig' (tijdsaanduiding) kunnen markeren.

Zoek naar signaalwoorden. Daar staat het antwoord in de buurt!

Slide 3 - Slide

Citeer Vragen
- Citeer vragen komen vaker voor op eindexamens Engels. 
- Gericht op 1 specifiek stukje informatie in de tekst vinden. 
- Vaak: 
       - een voorbeeld
       - een reden
       - waar is/wordt iets eerder in de tekst ook al genoemd

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Tips bij Citeer Vragen:
- Houd je aan de instructie van de vraag:
   "Citeer de eerste twee woorden van de zin waarin ..."
    = geeft bijv. het antwoord: "The main" 
   "Citeerde eerste en de laatste twee woorden van de zin ..."
   = geeft bijv. het antwoord: "The main ... be resolved."

Slide 6 - Slide

Tips bij Citeer Vragen:
- Wordt er gevraagd naar een zinssnede of zinsgedeelte schrijf
   dan niet de hele zin op! Vaak is het 1/3 of 1/4 van de originele
   zin. 
- Specifieke citeer vraag: "The throw-away mentality" (alinea 9)
   Welke zin maakt duidelijk dat deze mentaliteit door 
   producenten bewust gestimuleerd wordt? Citeer de eerste
   twee woorden van deze zin.

Slide 7 - Slide

Tips bij Citeer Vragen:
- Moelijkere citeer vraag: "Wordt duidelijk uit de tekst onder
   welke voorwaarden je eerder gebruik kunt maken van de
   hotelkamer dan in je reservering staat? Zo nee, antwoord
   "Nee". Zo ja, citeer de eerste twee woorden van de zin waarin 
   dit staat. 
- Ga je hierbij niet doodstaren op de tekst: het kan best zo zijn
   dat het antwoord er dus niet instaat. 

Slide 8 - Slide

Tips bij Open Vragen:
- Geef zo kort en bondig mogelijk antwoord. 
- Beantwoord in de taal waarin deze geschreven is (meestal 
   Nederlands), tenzij anders staat aangegeven. 
- Beperk je tot wat er gevraagd wordt: 
   "In welke twee gevallen kun je meer uitbetaald krijgen?"
   = twee gevallen noemen 
   = niet noemen wanneer je minder kunt krijgen

Slide 9 - Slide

Tips bij Open Vragen: 
- Kijk goed naar waar de vraag naar verwijst: 
   "Welke andere, serieuze aanpak voor het probleem heeft de
     schrijver al eerder in de tekst gegeven?"
- Open Vragen hadden soms meerkeuze kunnen zijn: "Wie 
   wordt ...? Schrijf de naam van hem/haar op." of "In welke 
   alinea wordt dit duidelijk? Schrijf het nummer op." Benader
   ze daarom met een meerkeuze vraag strategie. 

Slide 10 - Slide

Today:
  • Chapter 3: present perfect / past simple

  • Reading practice - exam texts

Slide 11 - Slide

Unit 3

Present perfect
  • Ervaringen tot nu toe 
  • Acties die zijn begonnen in het verleden

VB: Madonna has sung many songs.


I have lost my keys. (I'm standing at the door with my groceries.)
Past simple
Geven aan hoe vaak of op welke manier iets gebeurt
  • Acties in het verleden die nu af zijn. 
  • Feiten, gewoontes en routines in het verleden. 

VB: Whitney Houston sang beautifully.
I lost my keys. (I found a spare key and let myself in.)

Slide 12 - Slide

Present perfect




Have/has + voltooid deelwoord
I/we/you/they have + voltooid deelwoord
He/she/it has + voltooid deelwoord

VB:
I have worked hard. - She has talked too loudly. 

Slide 13 - Slide

Present perfect



Regel
Voltooid deelwoord = werkwoord + ed
Bijv.: walk + ed = walked
laugh + ed = laughed

Onregelmatige werkwoorden: geen regels.
Uit je hoofd leren (zie grammar survey boek). 

Slide 14 - Slide

Present perfect



Signaalwoorden:
juf: just, until, for
en: ever, never
sysar: since, yet, so far, already, recently

Slide 15 - Slide

Present perfect



1. She __________ (ask) for a refund. 
2. I __________ (cook) a nice meal.
3. We __________ (wait) for hours. 
4. He __________ (sleep) through the alarm. 
5. You __________ (leave) the classroom too early. 

Slide 16 - Slide

Present perfect



1. She has asked for a refund. 
2. I __________ (cook) a nice meal.
3. We __________ (wait) for hours. 
4. He __________ (sleep) through the alarm. 
5. You __________ (leave) the classroom too early. 

Slide 17 - Slide

Present perfect



1. She has asked for a refund. 
2. I have cooked a nice meal.
3. We __________ (wait) for hours. 
4. He __________ (sleep) through the alarm. 
5. You __________ (leave) the classroom too early. 

Slide 18 - Slide

Present perfect



1. She has asked for a refund. 
2. I have cooked a nice meal.
3. We have waited for hours. 
4. He __________ (sleep) through the alarm. 
5. You __________ (leave) the classroom too early. 

Slide 19 - Slide

Present perfect



1. She has asked for a refund. 
2. I have cooked a nice meal.
3. We have waited for hours. 
4. He has slept through the alarm. 
5. You __________ (leave) the classroom too early. 

Slide 20 - Slide

Present perfect



1. She has asked for a refund. 
2. I have cooked a nice meal.
3. We have waited for hours. 
4. He has slept through the alarm. 
5. You have left the classroom too early. 

Slide 21 - Slide

Past simple
I worked, we talked, she laughed
he asked, you opened

Onregelmatige werkwoorden: geen regels.
Uit je hoofd leren (zie grammar survey boek). 

VB: I sang (to sing), I left (to leave), you went (to go), etc. 

Slide 22 - Slide

Past simple
1. He ______________ (to go) home early.
2. I ______________ (to work) hard yesterday. 
3. We ______________ (laugh) very hard last week. 

 The following words are used often with the past simple: last, ago, dates in the past (e.g. 1 January 1999), yesterday.
TIP! lady:  (last, ago, dates in the past, yesterday).

Slide 23 - Slide

Exercise 53 & 54
Now: do exercises 53 and 54. 

Finished? Continue  with exercise 55.  

Slide 24 - Slide

Kahoot

Slide 25 - Slide

What's going on in this picture?
You are going to see a few pictures. For every picture, I will ask what is going in the picture, according to you. Let your imagination run, there are no incorrect answers. 

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide