2023-2 PT G3V1AP

G3V1AP
1 / 43
next
Slide 1: Slide
Persoonlijke basiszorgMBOStudiejaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

G3V1AP

Slide 1 - Slide

Vandaag te doen
Incontinentie

Voorbereiden op de toets

Slide 2 - Slide

Incontinentie
Onwillekeurig verlies van urine en/of ontlasting​
Welke gevoelens kan incontinentie geven?

Slide 3 - Slide

Urine-incontinentie
* Stress incontinentie​

* Urge-incontinentie​ 
* Overloop incontinentie​
* Druppelincontinentie​
* Reflexincontinentie​
* Psychische oorzaken van incontinentie​
* Hormonale incontinentie​
* Functionele incontinentie






Slide 4 - Slide

Welk incontinentiemateriaal kies je?
* De voorkeur van de zorgvrager​

* De lichamelijke kenmerken​
* Mate van urineverlies

* Slim incontinentiemateriaal
 https://zorg.abena.nl/abena-nova/ 

Slide 5 - Slide

Opdracht
Leg bij alle vormen van urine incontinentie uit wat ze inhouden​


Slide 6 - Slide

Deze periode behandeld
Hulp bij eten en drinken 
Flesvoeding
Vochtbalans
Mondzorg
Gewicht meten, BMI en SNAQ
Urine
Ontlasting
Overige uitscheidingsproducten
Slapen
Incontinentie

Slide 7 - Slide

Ik ben klaar voor de toets
😒🙁😐🙂😃

Slide 8 - Poll

Waarom deze smiley gekozen?

Slide 9 - Mind map

Als je niet hygiënisch omgaat met voedsel, heb je kans op een voedselvergiftiging
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Hoe zorg je dat je hygiënisch omgaat met voedsel?
A
controleer de houdbaarheid
B
goede handhygiëne
C
koelkast en vriezer moeten schoon zijn
D
voedsel bij een instelling is altijd hygiënisch

Slide 11 - Quiz

de mantelzorger begeleid je bij voeding door middel van:

Slide 12 - Open question

Aandachtspunten bij eten en drinken zijn:

Slide 13 - Open question

Oorzaak van slikproblemen zijn
A
kwijlen door veel speeksel
B
spierziekte, hersenletsel en neurologische aandoening
C
als je niet naar de tandarts gaat
D
incontinentie

Slide 14 - Quiz

Hulpmiddelen bij eten en drinken zijn een tuitbeker of een bordrand, welke hulpmiddelen zijn er nog meer? Noem er 3

Slide 15 - Open question

Bij een positieve vochtbalans gaat
A
gaat er meer vocht uit dan in
B
Gaat er evenveel vocht in als uit
C
Gaat er meer vocht in dan uit
D
bestaat niet

Slide 16 - Quiz

Oorzaak van een negatieve vochtbalans is buikgriep en veel transpireren
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Wat is ondervoeding

Slide 18 - Open question

Een fopspeen vermindert niet de kans op wiegendood
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

bij sommige medicatie mag een moeder geen borstvoeding geven
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Bij hartfalen weeg je de zorgvrager 1 x per week
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Parodontitis is een infectie van de omgeving van de tand of kies tot op het bot
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Stomatitis is een ontsteking van het mondslijmvlies
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Mensen die een verhoogd risico op stomatitis hebben zijn:
A
Mensen met koorts
B
Mensen met sondevoeding
C
Mensen die slechte weerstand hebben
D
Mensen met een goede slikfunctie

Slide 24 - Quiz

Naast tandenpoetsen moet je ook de tong verzorgen om een slechte adem te voorkomen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

Waar let je op als je een zorgvrager gaat wegen? Noem 3 punten.

Slide 26 - Open question

op welk tijdstip kun je het beste urine opvangen voor onderzoek?
A
's avonds
B
elk moment van de dag
C
Ochtend na het ontbijt
D
Eerste ochtendplas

Slide 27 - Quiz

Als je roze of roodbruine urine hebt, dan kan dat wijzen op:
A
Bloed door blaasontsteking
B
Nierbekken ontsteking
C
kwaadaardige aandoening aan urinewegen
D
roze urine bestaat niet

Slide 28 - Quiz

Wat doe je bij een bladderscan?
A
Je kunt zien of de vrouw zwanger is
B
Je kunt zien of de prostaat vergroot is
C
Je meet hoeveel urine er in de blaas zit
D
Je kijkt of de nieren urine produceren

Slide 29 - Quiz

Mensen met een hoog bloedsuiker urineren vaker
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

Frequentie, hoeveelheid, kleur, geur, helderheid en manier van ... zijn observatiepunten van?
A
sputum
B
Braaksel
C
Ontlasting
D
Urine

Slide 31 - Quiz

Ontlasting bestaat uit +/- 75% water​, afgeschilferd darmslijmvlies, zouten en slijm​, bacteriën​, +/- 10% afvalproducten van de voeding​, gal kleurstof
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quiz

De consistentie beïnvloed de frequentie bij ontlasting
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quiz

Oorzaak van stopverf ontlasting
A
Afwijking in de toevoer van gal
B
de kleur van je eten
C
Bestaat niet
D
Je dunne darm is afgesloten

Slide 34 - Quiz

Transpirerende zorgvragers hebben extra zorg van jou nodig
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quiz

Als een vrouw humeurig is wanneer ze (bijna) menstrueert heeft dat een psychische oorzaak
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quiz

Opgeven van sputum heeft soms een oorzaak
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quiz

Bij projectiel braken moet je altijd een arts waarschuwen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 38 - Quiz

Slapen doe je om lichamelijk tot rust te komen
A
gedeeltelijk waar
B
Waar
C
Niet waar

Slide 39 - Quiz

Noem 3 slaapstoornissen

Slide 40 - Open question

Slaapmedicatie mag je
A
af ten toe geven
B
oplossingsgericht inzetten
C
dagelijks geven

Slide 41 - Quiz

Bij incontinentiemateriaal let je op:
A
Welk geslacht
B
Hoe erg de incontinentie is
C
Lichamelijk kenmerken
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 42 - Quiz

Ik zie het zitten om een voldoende voor de toets te halen
😒🙁😐🙂😃

Slide 43 - Poll