Online les 01 - Herhaling woordsoorten A2 en A5

Herhaling woordsoorten A2 en A5
Lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord,
 voorzetsel, bijwoord en telwoord
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhaling woordsoorten A2 en A5
Lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord,
 voorzetsel, bijwoord en telwoord

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van de les: 
- wat de kenmerken en functies van lidwoorden, zelfstandig naamwoorden en bijvoeglijk naamwoorden zijn; 
- wat de kenmerken en functies van voorzetsels, bijwoorden en voegwoorden zijn; 
- hoe we bovenstaande woordsoorten kunnen benoemen. 

Slide 2 - Slide

Lidwoorden
De woorden de, het en een  zijn lidwoorden. 

Het en een kunnen ook tot andere woordsoorten behoren. 

We onderscheiden de bepaalde lidwoorden de en het en het onbepaalde lidwoord een. 

Slide 3 - Slide

Zelfstandige naamwoord
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden voor mensen, dieren, dingen, planten, bomen, maar ook voor abstracte zaken. 

Een bijzondere vorm is de eigennaam: namen van mensen, bedrijven, maar ook aardrijkskundige namen (hoofdletters!)


Slide 4 - Slide

Kenmerken zelfstandig naamwoord
Het zelfstandig naamwoord heeft verschillende kenmerken: 

- er kan een meestal lidwoord voor komen te staan; 
- het heeft meestal een meervoud en een enkelvoud; 
 - je kunt er meestal een verkleinwoord van maken. 

Slide 5 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over (een eigenschap van) het zelfstandig naamwoord. 

Het bijvoeglijk naamwoord staat meestal vóór het zelfstandig naamwoord, maar kan er ook achter staan. 

Het bijvoeglijk naamwoord heeft een lange (verbogen) en korte (onverbogen) vorm en we kunnen er trappen van vergelijking mee maken. 

Slide 6 - Slide

Bijzonderheden bijvoeglijk naamwoord
Een bijzondere vorm van het bijvoeglijk naamwoord is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord. Dit geeft aan waarvan iets is gemaakt en eindigt meestal op -en. 

Als en bijvoeglijk naamwoord is afgeleid van een voltooid of onvoltooid deelwoord, schrijven we het zo kort mogelijk op. 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Voorzetsels
Voorzetsels zijn woorden die je 'voor' een element in de zin kunt 'zetten. 

Voorzetsels geven vaak plaats en tijd weer; daarom is alles wat je voor 'de kast' of 'de vakantie' kunt zetten een voorzetsel. 

Als je voorzetsels achteraan een woordgroep plaatst, noem je het een achtergeplaatst voorzetsel of een achterzetsel. 

Slide 9 - Slide

Voorzetseluitdrukking
Soms vullen voorzetsels samen met andere woorden als een soort van voorzetsel. Dan is er sprake van een voorzetseluitdrukking. 

Ten behoeve van - voor
Met ingang van - per

Slide 10 - Slide

Bijwoord
Als een woord iets zegt over een andere woordsoort dan een zelfstandig naamwoord, is het een bijwoord. 

Woorden die in één woord een plaats of tijd aanduiden zijn bijwoorden. 

Verder zijn er bijwoorden van tijd of duur, frequentie, wijze en graad. 

Ook vraagwoorden die geen vragende voornaamwoorden zijn, zijn bijwoorden. 

Slide 11 - Slide

Telwoorden
Telwoorden geven een hoeveelheid of een volgorde aan. 
We onderscheiden verschillende soorten telwoorden:
- Bepaald geeft een exacte waarde aan; onbepaald geeft niet precies aan hoeveel van iets het is. 
- Hoofdtelwoorden geven een hoeveelheid aan; rangtelwoorden een volgorde.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide