This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
BONJOUR Havo 2
Vandaag gaan we leren over:
L'adjectif qualificatif
Ofwel: het bijvoeglijk naamwoord
Slide 1 - Slide
Lesdoelen: 6-12-2024
Je geheugen opfrissen:
wat is een Adjectif ?
hoe pas je het aan aan het zelfstandig naamwoord?
wat is de plaats in de zin?
en welke uitzonderingen zijn er ook al weer?
Dan: oefenen!
Slide 2 - Slide
Adjectif - bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt meer over een
zelfstandig naamwoord.
C'est une robebleue.
Het komt ook vaak na een koppelwerkwoord
(en dan vooral vaak na een vorm van het werkwoord 'zijn').
La robe est bleue.
Slide 3 - Slide
Het adjectif past zich aan
In het Frans verandert het bijvoeglijk naamwoord zodat het bij het zelfstandig naamwoord past
(dat mannelijk, vrouwelijk en/of meervoud is).
Le jean est bleu.
La robe est bleue.
Slide 4 - Slide
BASISREGEL = REGELMATIG
mannelijk vrouwelijk
enkelvoud - e
meervoud -s -es
MAAR: (1) als er al een e staat op het eind, komt er GEEN extra e achter: un jeunegarçon - une jeunefille
MAAR: (2) als er al een s staat op het eind, komt er GEEN extra e achter: un éléphantgris - deux éléphantsgris
Slide 5 - Slide
dus...
We nemen als voorbeeld GROEN = VERT
le sac vert -> mannelijk enkelvoud
la voiture verte -> vrouwelijk enkelvoud
les sacs verts -> mannelijk meervoud
les voitures vertes -> vrouwelijk meervoud
Slide 6 - Slide
er volgen twee slides met filmpjes over het adjectif. je kunt ze bekijken, je kunt er ook wat sneller doorheen gaan als je denkt dat je het al wel snapt.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Slide 9 - Video
Herken of een woord mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud of meervoud is:
het zelfstandig naamwoord de vorm van het bezittelijk voornaamwoord:
mon père (m)
ma mère (v)
mes parents (mv)
Slide 10 - Slide
Lidwoorden Frans
Mannelijke zelfstandig naamwoorden (m) - un
un garçon - een jongen
Vrouwelijk zelfstandig naamwoorden (v) - une
une fille - een meisje
Slide 11 - Slide
De Franse lidwoorden
enkelv. m.
enkelv. v.
enkelv. m/v
meerv. m/v
de, het
le = de/het
la = de/het
l' = de/het
les = de
bepaald lidwoord
een
un = een
une = een
des = - -
onbepaald lidwoord
Slide 12 - Slide
L'adjectif qualificatif
Het bijvoeglijk naamwoord.
Normale vorm:
Pierre est intelligent. (normale vorm)
Julie est intelligente. (+e)
Pierre et Simon sont intelligents. (+s)
Julie et Anna sont intelligentes. (+es)
Slide 13 - Slide
Het bijvoeglijk naamwoord
(l'adjectif qualificatif)
zegt dus iets over een zelfstandig naamwoord
Mon frère est grand Mijn broer is groot
past zich dus in het Frans aan aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort
Slide 14 - Slide
Cherchez l'adjectif:
Zoek het bijvoeglijk naamwoord en leg uit (in stilte in je hoofd)
hoe het is aangepast aan het zelfstandig naamwoord.
Ma chambre est petite.
Mon père est intelligent.
Utrecht est une grande ville.
Le prof a les cheveux blonds.
Tu as aussi les yeux bleus?
Slide 15 - Slide
La fleur est ....
A
bleu
B
bleue
Slide 16 - Quiz
Le chat est ....
A
grand
B
grande
Slide 17 - Quiz
Les filles sont ...
A
joli
B
jolis
C
jolie
D
jolies
Slide 18 - Quiz
La robe est ...
A
rouge
B
rougee
Slide 19 - Quiz
ONREGELMATIG
-ON WORDT -ONNE BON / BONNE
-EN WORDT -ENNE ITALIEN / ITALIENNE
-EUX WORDT -EUSE HEUREUX / HEUREUSE
-IF WORDT -IVE SPORTIF / SPORTIVE
-ER WORDT -ÈRE PREMIER / PREMIÈRE
Dit geldt voor alle woorden met deze letters op het einde!
Slide 20 - Slide
NOG ONREGELMATIGER
M V MMV VMV
beau (mooi) -> belle -> beaux -> belles
nouveau (nieuw) -> nouvelle -> nouveaux -> nouvelles
long (lang) -> longue -> longs. -> longues
vieux (oud) -> vieille -> vieux -> vieilles
Slide 21 - Slide
Nous habitons une (...) maison.
A
vieux
B
vieille
C
vieux
D
vieilles
Slide 22 - Quiz
Mes copines ne sont pas très (...)
A
sportif
B
sportive
C
sportifs
D
sportives
Slide 23 - Quiz
C'est une (...) idée!
A
bon
B
bonne
C
bons
D
bonnes
Slide 24 - Quiz
C'est une (...) histoire
A
long
B
longue
C
longs
D
longues
Slide 25 - Quiz
une fleur ....
A
blanc
B
blanche
Slide 26 - Quiz
le ... garçon
A
beau
B
belle
Slide 27 - Quiz
EN OEPS, NOG MEER
Er zijn meer uitzonderingen, die moet je steeds los leren bij nieuwe woorden. De bijzondere vorm staat dan in de vocalijst.
Bijvoorbeeld:
gentil - gentille marron - marron!
blanc - blanche fou - folle
doux - douce gros - grosse
Slide 28 - Slide
PLAATS VAN HET ADJECTIF
Meestal staat het bijvoeglijk naamwoord ACHTER het zelfstandig naamwoord.
C'est une personnegentille.
Maar er zijn een aantal uitzonderingen die VOOR het zelfstandig naamwoord komen.
C'est une hautemontagne.
Deze moet je uit je hoofd leren:
Slide 29 - Slide
Deze komen voor het zelfst. nw:
beau
bon
joli
haut
long
petit
jeune
vieux
grand
nouveau
mauvais
méchant
net als alle rangtelwoorden ( zoals premier, troisième, dernier etc. )
Slide 30 - Slide
Wat is goed?
A
C'est un problème difficile.
B
C'est un difficile problème.
Slide 31 - Quiz
Wat is goed?
A
Nous avons une voiture nouvelle.
B
Nous avons une nouvelle voiture.
Slide 32 - Quiz
Wat is goed?
A
Mon frère est un élève horrible.
B
Mon frère est un horrible élève.
Slide 33 - Quiz
Wat is goed?
A
C'est une journée longue.
B
C'est une longue journée.
Slide 34 - Quiz
Est-ce que ta mère est
A
brésilien
B
brésilienne
C
brésiliens
D
brésiliennes
Slide 35 - Quiz
Est-ce que tes parents sont
A
brésilien
B
brésilienne
C
brésiliens
D
brésiliennes
Slide 36 - Quiz
le hollandais n'est pas
A
ennuyeux
B
ennuyeuse
Slide 37 - Quiz
Dus ervoor of erna ?
Regel: na zelfst. naamwoord
Maar ervoor: bon - beau
grand - gros- long - haut- jeune - joli- vieux - nouveau - petit-mauvais
en alle rangtelwoorden ( premier troisième etc)
Slide 38 - Slide
il est toujours très ...
A
négatif
B
négative
C
négatifs
D
négatives
Slide 39 - Quiz
elle est toujours très ...
A
négatif
B
négative
C
négatifs
D
négatives
Slide 40 - Quiz
op de volgende slide zie je een oefening. Vink het juiste antwoord aan. Boven de pagina zie je of je het goed hebt gedaan. Bonne chance!
Slide 41 - Slide
mapage.noos.fr
Slide 42 - Link
Résumé / samengevat
wat is een adjectif in het Nederlands?
waar zegt het adjectif iets over?
hoe vorm je een adjectif?
gaat dat altijd zo?
waar staat het adjectif, ervoor of erna
Slide 43 - Slide
WHHTUK
Wat? Maken: 16a,c,d,e pagina 70,71 en 17b,c 18a en b pagina 72