Het bijvoeglijk naamwoord Frans Havo 2 les van 6 december

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t, havo, vwo
• Leerjaar 2-4

BONJOUR Havo 2

Vandaag gaan we leren over:

L'adjectif qualificatif 

Ofwel: het bijvoeglijk naamwoord

Adjectif - bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord zegt meer over een 

zelfstandig naamwoord. 

C'est une robe bleue.

Het komt ook vaak na een koppelwerkwoord 

(en dan vooral vaak na een vorm van het werkwoord 'zijn').

La robe est bleue. 

Het adjectif past zich aan

In het Frans verandert het bijvoeglijk naamwoord zodat het bij het zelfstandig naamwoord past 

(dat mannelijk, vrouwelijk en/of meervoud is). 

Le jean est bleu. 

La robe est bleue. 

BASISREGEL = REGELMATIG

                                mannelijk                     vrouwelijk

enkelvoud                    -                                          e

meervoud                    -s                                      -es

MAAR: (1) als er al een e staat op het eind, komt er GEEN extra e achter: un jeune garçon - une jeune fille

MAAR: (2) als er al een s staat op het eind, komt er GEEN extra e achter: un éléphant gris - deux éléphants gris 

dus...

We nemen als voorbeeld GROEN = VERT

le sac vert                           -> mannelijk enkelvoud

la voiture verte                 -> vrouwelijk enkelvoud

les sacs verts                    -> mannelijk meervoud

les voitures vertes          -> vrouwelijk meervoud

De Franse lidwoorden

enkelv. m.

enkelv. v.

enkelv. m/v

meerv. m/v

de, het

le   = de/het

la   = de/het

l'    = de/het

les = de

bepaald lidwoord

een

un    = een

une  = een 

des  = - -

onbepaald lidwoord

L'adjectif qualificatif

• Het bijvoeglijk naamwoord.
  
• Normale vorm: 
  

Pierre est intelligent. (normale vorm)

Julie est intelligente. (+e)

Pierre et Simon sont intelligents. (+s)

Julie et Anna sont intelligentes. (+es)

La fleur est ....

1. bleu
2. bleue

Le chat est ....

1. grand
2. grande

Les filles sont ...

1. joli
2. jolis
3. jolie
4. jolies

La robe est ...

1. rouge
2. rougee

Nous habitons une (...) maison.

1. vieux
2. vieille
3. vieux
4. vieilles

Mes copines ne sont pas très (...)

1. sportif
2. sportive
3. sportifs
4. sportives

C'est une (...) idée!

1. bon
2. bonne
3. bons
4. bonnes

C'est une (...) histoire

1. long
2. longue
3. longs
4. longues

une fleur ....

1. blanc
2. blanche

le ... garçon

1. beau
2. belle

PLAATS VAN HET ADJECTIF

Meestal staat het bijvoeglijk naamwoord ACHTER het zelfstandig naamwoord. 

C'est une personne gentille. 

Maar er zijn een aantal uitzonderingen die VOOR het zelfstandig naamwoord komen. 

C'est une haute montagne. 

Deze moet je uit je hoofd leren: 

Deze komen voor het zelfst. nw: 

Bon, beau, joli, gros, jeune, haute, nouveau, long, petit, grand, vieux, mauvais, autre, large

Wat is goed?

1. C'est un problème difficile.
2. C'est un difficile problème.

Wat is goed?

1. Nous avons une voiture nouvelle.
2. Nous avons une nouvelle voiture.

Wat is goed?

1. Mon frère est un élève horrible.
2. Mon frère est un horrible élève.

Wat is goed?

1. C'est une journée longue.
2. C'est une longue journée.

le hollandais n'est pas

1. ennuyeux
2. ennuyeuse

il est toujours très ...

1. négatif
2. négative
3. négatifs
4. négatives

elle est toujours très ...

1. négatif
2. négative
3. négatifs
4. négatives