What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
wk 48: les 1 - grammatica (voornaamwoorden)
Dinsdag 29 november - 2A
10 minuten stillezen
Terugblik: vdw, odw, Engelse werkwoorden
Grammatica: voornaamwoorden
Aan de slag!
timer
10:00
40-minutenrooster
1 / 39
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
39 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Dinsdag 29 november - 2A
10 minuten stillezen
Terugblik: vdw, odw, Engelse werkwoorden
Grammatica: voornaamwoorden
Aan de slag!
timer
10:00
40-minutenrooster
Slide 1 - Slide
Vorige les heb je geleerd...
...hoe je het odw, vdw en de Engelse werkwoorden moet schrijven.
Slide 2 - Slide
Deze les ga je leren...
...om de voornaamwoorden te herkennen en te benoemen.
Slide 3 - Slide
Voornaamwoorden
- persoonlijk voornaamwoord
- bezittelijk voornaamwoord
- aanwijzend voornaamwoord
- betrekkelijk voornaamwoord
- wederkerend voornaamwoord
- wederkerig voornaamwoord
- vragend voornaamwoord
- onbepaald voornaamwoord
- telwoord
SO Grammatica
week 50
(vrijdag 16 dec)
Slide 4 - Slide
Het persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw)
1. Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een mens, dier of ding.
2. Het persoonlijk voornaamwoord staat op de plek van het zelfstandig naamwoord.
Karin heeft aan Ellen de fiets van de jongen gegeven.
Zij heeft aan haar de fiets van hem gegeven.
pers.vnw pers.vnw pers.vnw
Slide 5 - Slide
Bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw)
1. Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is.
2. Het bezittelijk voornaamwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord.
3. Het bezittelijk voornaamwoord staat op de plek van het lidwoord.
Dit is jouw fiets, maar deze fiets is van mij.
bez. vnw pers.vnw
Slide 6 - Slide
Bezittelijk voornaamwoord
Een bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw) geeft een bezit aan.
Het kan bijvoeglijk of zelfstandig in een zin voorkomen.
Bij zelfstandig gebruik staat er een lidwoord voor.
voorbeeld
Heb je
haar
samenvatting gebruikt? --> bijvoeglijk gebruikt
Je kunt beter
de
zijne
gebruiken. --> zelfstandig gebruikt
Slide 7 - Slide
Let op!
Ben je
jouw
kluissleutel kwijt?
jouw
= bezittelijk voornaamwoord
Deze kluissleutel is van
jou
.
jou
= persoonlijk voornaamwoord
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Aanwijzend voornaamwoord
Het aanwijzend voornaamwoord (aanw. vnw) wijst iets of iemand aan.
Er zijn
vier
aanwijzende voornaamwoorden:
Bij een de-woord gebruik je altijd die of deze:
d
e
ze
school,
die
sporter.
Bij een het-woord gebruik je altijd dit of dat:
dit
huis,
dat
gebouw.
Het aanwijzend voornaamwoord kan ook zelfstandig gebruikt worden.
Het vervangt dan woorden die je er achter kunt denken.
Geef
dat (boek)
eens aan!
Slide 10 - Slide
Betrekkelijk voornaamwoord
Het betrekkelijk voornaamwoord (betr. vnw) heeft betrekking
op een woord
dat
of een woordgroep
die
eerder in een zin is genoemd:
dat, die, wat, wie
Slide 11 - Slide
Betrekkelijk voornaamwoord
1. Het mooiste
wat
ik kon vinden, is dit cadeau.
2. Het hondje
dat
daar zit, is heel lief.
3. De kinderen
wie
hij het sprookje vertelde, luisterden aandachtig.
4. De repetitie
die
we vorige week hebben gemaakt, was erg moeilijk.
Slide 12 - Slide
Aan de slag!
Huiswerkopdrachten
nakijken
Maak de vragen op
de volgende slides.
7 a gehuurd
b ingeleverd
c teruggeplant
d opgehaald
e herplant
f aangesterkt
g verhuurd
h weggegooid
8 a gedeletet, geschied
b mountainbiketen, swipend, sightseeënd
c ingepland, verteld
d geluncht, bekokstoofd
e passte, verwoestend, uithaalde
f nietsvermoedend, gephotobombd
Slide 13 - Slide
Tot welke woordsoort behoren de volgende woorden?
ik , hij , wij , jullie
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
betrekkelijk voornaamwoord
Slide 14 - Quiz
Wat zijn de persoonlijke voornaamwoorden uit deze zin:
Gisteren zag ik Antoinette en zij zei blozend tegen mij: 'Jouw broer is erg knap!'
A
ik
B
ik - zij
C
ik - zij - mij
D
ik - zij - mij - jouw
Slide 15 - Quiz
Vertel me eens op welke camping jullie je vakantie hebben doorgebracht.
A
me=pers, jullie=bez je=pers
B
me=bez, jullie=pers je=bez
C
me=pers, jullie=pers je=bez
D
me=bez, jullie=bez me=bez
Slide 16 - Quiz
Op mijn school maakt hij een creatieve opdracht voor zijn leukste vak.
A
mijn=bez zijn=pers
B
mijn=bez zijn=bez
C
mijn=bez, op=pers, zijn=bez
D
mijn=bez zijn=zww
Slide 17 - Quiz
Volgens jou wil jullie vriend uit Loosdrecht jouw zeilbootje dus graag kopen.
A
jou=pers, jullie=pers jouw=bez
B
jou=pers, jullie=bez jouw=bez
C
jou=bez, jullie=pers jouw=bez
D
jou=bez, jullie=bez jouw=bez
Slide 18 - Quiz
Die moeder van haar heeft mij goed geholpen.
A
haar=bez mij=pers
B
haar=pers mij=bez
C
haar=pers mij=pers
D
haar=bez mij=bez
Slide 19 - Quiz
Ik heb het vanmorgen in de krant gelezen.
'het' is een ...
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord
Slide 20 - Quiz
Dit is niet onze boom, maar hun boom.
'onze' is een ...
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord
Slide 21 - Quiz
Die rode fiets is van jou.
'jou' is een ...
A
bezittelijk voornaamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
Slide 22 - Quiz
Het meisje dat hij leuk vindt, zit in de aula.
Wat is het betrekkelijk voornaamwoord in de zin?
A
Het
B
dat
C
hij
D
er is geen betr.vnw
Slide 23 - Quiz
Wat is het betrekkelijk voornaamwoord in de volgende zin:
Dat lieve meisje is van de trap gevallen
A
Dat
B
is
C
de
D
er is geen betrekkelijk voornaamwoord
Slide 24 - Quiz
Het schilderij ... je hebt opgehangen hangt scheef.
A
die
B
dat
C
wie
D
wat
Slide 25 - Quiz
Het schilderij dat je hebt opgehangen hangt scheef.
dat =
A
betrekkelijk vnw
B
persoonlijk vnw
C
aanwijzend vnw
D
bezittelijk vnw
Slide 26 - Quiz
Wat is GEEN aanwijzend voornaamwoord
A
deze
B
die
C
dat
D
daarlangs
Slide 27 - Quiz
"wat" is een aanwijzend voornaamwoord
A
juist
B
onjuist
Slide 28 - Quiz
Wat is een aanwijzend voornaamwoord?
A
die, dit
B
jouw, mijn
C
ik, jij
Slide 29 - Quiz
Zij heeft aan hem verkering gevraagd.
Het persoonlijk voornaamwoord is /
de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, aan
C
hem
D
zij hem
Slide 30 - Quiz
Zij kamt haar haar voor de spiegel.
Het persoonlijk voornaamwoord is /
de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, haar
C
Zij, haar, haar
D
haar
Slide 31 - Quiz
Bezittelijke voornaamwoorden kunnen er hetzelfde uitzien als persoonlijke voornaamwoorden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 32 - Quiz
Wat is een voornaamwoord?
A
Een woord dat verwijst naar dingen.
B
Een woord dat verwijst naar personen, dieren of dingen.
C
Eerste persoon, tweede persoon, derde persoon etc.
D
Hetzelfde als rangtelwoorden
Slide 33 - Quiz
Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan dat iets van iemand is. Welke van deze woorden is een bezittelijk voornaamwoord?
A
mij
B
mijn
Slide 34 - Quiz
Ik heb ze van Madelon geleend.
het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
ik
B
ze
C
Madelon
D
ik / ze
Slide 35 - Quiz
Welke voornaamwoorden kunnen zowel een persoonlijk als een bezittelijk voornaamwoord zijn?
A
haar
B
hem
Slide 36 - Quiz
'Je' kan persoonlijk voornaamwoord zijn, maar ook bezittelijk voornaamwoord.
A
waar
B
niet waar
Slide 37 - Quiz
Nog meer oefenen:
https://www.cambiumned.nl/theorie/grammatica/woordsoorten/voornaamwoorden/
Ga onderaan naar 'Oefeningen'
https://leestrainer.nl/woordbenoemen/deel3/oefening.htm
https://www.jufmelis.nl/woordsoorten
en kies de woordsoorten die je wil oefenen
Slide 38 - Slide
Einde van deze les
Slide 39 - Slide
More lessons like this
wk 06: les 1 - Woordsoorten
February 2024
- Lesson with
48 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Herhaling woordsoorten - voornaamwoorden
October 2022
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Herhaling woordsoorten - voornaamwoorden
February 2023
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
VWO 2 - Studyflow - Grammatica - G3.2
September 2022
- Lesson with
40 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
3m woordsoorten (flex)
April 2021
- Lesson with
36 slides
neder
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Herhaling woordsoorten - voornaamwoorden
November 2022
- Lesson with
44 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
3m woordsoorten (flex)
November 2022
- Lesson with
45 slides
neder
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
VWO 2 - WOORSOORTEN - VOORNAAMWOORDEN
September 2022
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2