What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
klas 1 H5 H6 en woordenschat
1 oktober
lezen
s.o leesvaardigheid nabespreken
huiswerk nakijken (opdracht 1 tot en met 3)
1 / 34
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
This lesson contains
34 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
35 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
1 oktober
lezen
s.o leesvaardigheid nabespreken
huiswerk nakijken (opdracht 1 tot en met 3)
Slide 1 - Slide
grammatica:
regels van een taal
Slide 2 - Slide
taalkundig ontleden: woordsoorten
redekundig ontleden: zinsdelen
Slide 3 - Slide
nut van grammatica:
werkwoordspelling
nieuwe taal leren
Slide 4 - Slide
woordsoorten
zelfstandig naamwoord (zn)
bepaald en onbepaald lidwoord (blw - olw)
bijvoeglijk naamwoord (bn)
Slide 5 - Slide
Woordsoorten
Elk
woord
in
een
zin
kan
je
benoemen
Slide 6 - Slide
Grammatica woordsoorten
Woorden -> kun je indelen in woordsoorten.
Voorbeeld: De Efteling is een bekend pretpark.
Vier woordsoorten: de/ een (lidwoord),
Efteling/ pretpark (zelfstandig naamwoord),
is (werkwoord) en bekend (bijvoeglijk naamwoord).
Slide 7 - Slide
Zelfstandig naamwoord (zn)
= een woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Je kunt een zelfstandig naamwoord meestal in het meervoud zetten.
Je kunt er ook vaak een verkleinwoord van maken.
Je kunt er meestal een lidwoord voor zetten.
Ook namen zijn zelfstandige naamwoorden.
Slide 8 - Slide
Zelfstandig naamwoord (zn)
Twee soorten: concreet of abstract zelfstandig naamwoord.
Concreet = iets tastbaars, wat je aan kunt raken (
balletschoen, piano)
Abstract = iets wat je niet kunt aanraken
(vrede of twijfel)
Slide 9 - Slide
De tijd (uur, minuut etc.) = abstract
De klok = concreet
Slide 10 - Slide
De liefde = ?
De voetbal = ?
Slide 11 - Slide
Bepaald en onbepaald lidwoord
Een lidwoord hoort
altijd
bij een zelfstandig naamwoord!
Er zijn drie lidwoorden: de, het, een.
De
en
het -> bepaald lidwoord.
een -> onbepaald lidwoord.
Slide 12 - Slide
Ik loop naar het park.
Het=
A
Een bepaald lidwoord.
B
Een onbepaald lidwoord.
C
Geen lidwoord.
Slide 13 - Quiz
Het waait.
Het =
A
Een lidwoord
B
Geen lidwoord
Slide 14 - Quiz
Ik ga zitten op een bankje.
Een =
A
Een bepaald lidwoord.
B
Een onbepaald lidwoord.
C
Geen lidwoord.
Slide 15 - Quiz
Hij is een van hen.
Een =
A
Geen lidwoord
B
Wel een lidwoord
Slide 16 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord
Vertelt iets over een zelfstandig naamwoord.
Kan vóór of achter het zelfstandig naamwoord staan.
De
stoere
filmster.
De filmster is
stoer.
Slide 17 - Slide
Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Zegt van welke stof iets gemaakt is.
Een
gouden
horloge.
De
papieren
tas.
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord eindigt vrijwel altijd op -en.
Slide 18 - Slide
Woordsoorten
lidwoord
zelfstandig nw
bijvoeglijk nw / 4. st. bijv nw.
werkwoord
voorzetsel
aanwijzend voornaamwoord
vragend voornaawoord
Slide 19 - Slide
Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit
cola
drinken bij de computer.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Lidwoord (lw)
Slide 20 - Quiz
Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar
de
winkel.
A
Bepaald lidwoord (blw)
B
Onbepaald lidwoord (olw)
Slide 21 - Quiz
Ik zoek de
betekenis
van het woord straks even op.
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijke naamwoord
D
Lidwoord
Slide 22 - Quiz
Noteer de/het zelfstandig naamwoord(en) (zn) uit de onderstaande zin?
Ons nieuwe huis is mooi en groot.
Slide 23 - Open question
Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.
Slide 24 - Open question
Kies de juiste woordsoort.
Vanochtend heb ik
één
boterham gegeten.
A
Bepaald lidwoord (blw)
B
Onbepaald lidwoord (olw)
C
Geen lidwoord
Slide 25 - Quiz
Wat is het zelfstandig naamwoord in deze zin?
Ik heb een mooi huis.
A
Ik
B
heb
C
mooi
D
huis
Slide 26 - Quiz
Hoe veel zelfstandige naamwoorden staan er in de zin?
Ons nieuwe huis staat in de stad.
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 27 - Quiz
Hoe veel zelfstandige naamwoorden staan er in de zin?
Eva heeft een kop thee gezet.
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 28 - Quiz
Het bleef de hele dag regenen.
'Het' is hier wel/geen bepaald lidwoord
A
Wel
B
Geen
Slide 29 - Quiz
Ik heb een nieuwe auto gekocht
'Een' is hier wel/geen onbepaald lidwoord
A
Wel
B
Geen
Slide 30 - Quiz
Welke zelfstandig naamwoorden zie je in deze zin?
Ik heb de afwas gedaan en het vuilnis buiten gezet.
Slide 31 - Open question
Welke (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden zie je in de volgende zin?
De houten bank is oud, deze rode bank is veel nieuwer.
Slide 32 - Open question
Welke (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden zie je in de volgende zin?
De geleerde professor is naar de lange bijeenkomst geweest.
Slide 33 - Open question
Aan de slag
H6 blz. 26
maak opdracht 1,2,3, 4 blz. 27
Slide 34 - Slide
More lessons like this
KL1P1 gram znw bnw lw
September 2024
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Woordsoorten Plot 26
January 2021
- Lesson with
38 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
3. bijvoeglijk naamwoord
September 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
09022021
February 2021
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
3. bijvoeglijk naamwoord
January 2021
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Grammatica woordsoorten oefenles 1(h)v
December 2020
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
klas 2c: zn, lw, bn
October 2024
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1,2
2H Herhaling woordsoorten jaar 1
March 2023
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3