H2.1 Periodiek systeem

H2 Bouwstenen van stoffen
H2.1 - Periodiek systeem
1 / 30
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H2 Bouwstenen van stoffen
H2.1 - Periodiek systeem

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Na deze les kan ik...:
  • het atoommodel van Rutherford en Bohr gebruiken om atomen weer te geven;
  • het atoomnummer en het massagetal gebruiken;
  • uitleggen wat isotopen zijn;
  • het periodiek systeem gebruiken om de elektronenconfiguratie af te leiden.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Dalton
"Een atoom is een massief bolletje".
Elke atoomsoort heeft zijn eigen afmeting.

1808 - John Dalton
Kleuren atoommodellen

Slide 5 - Slide

Rutherford
"Een atoom bestaat uit een positief geladen kern en een negatief geladen elektronenwolk."
Atoomkern = protonen + neutronen Elektronenwolk = elektronen.
Elk atoom heeft een atoomnummer en atoommassa.
1911 - Ernest Rutherford 

Slide 6 - Slide

Rutherford
Het atoommodel van Rutherford:
  • Kern met protonen en neutronen
  • Rond de kern zit de 'elektronenwolk'

  • Een atoom is elektrisch neutraal

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Bohr
"De elektronen zitten in verschillende bolvormige banen rond de kern".

1913 - Niels Bohr 

Slide 9 - Slide

Bohr
Het atoommodel van Bohr:
  • Kern met protonen en neutronen
  • Rond de kern zitten elektronen georganiseerd in schillen

  • Een atoom is elektrisch neutraal

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Rutherford en Bohr
Atoommodel van Rutherford     en      Atoommodel van Bohr





Beide moet je kunnen omschrijven

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Massa van een element
  • Een proton en een neutron hebben beide een massa van 1,000 atomaire massa eenheid (a.m.e.) of u (unit)
  • Een electron heeft een veel kleinere massa en kan verwaarloost worden
  • De massa van een atoom (massagetal) is dus gelijk aan het aantal neutronen + aantal protonen
  • Binas tabel 99



Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Periodiek systeem
Een horizontale rij: periode
=> Gerangschikt op massa

Een verticale kolom: groep
=> Gerangschikt op eigenschappen


Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Isotopen
  • Zelfde element, ander massagetal
  • => verschillend aantal neutronen 

Slide 18 - Slide

Schrijfwijze elementen
Binas Tabel 99

Slide 19 - Slide

Isotopen
Van veel elementen zijn verschillende isotopen bekend.


Sommige zijn kunstmatig, de rest komt voor in de natuur

Hoeveel procent van de ene isotoop voorkomt in de natuur staat in BINAS 25.


Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Het element fluor heeft atoomnummer 9 en massagetal 19. De bouw van het atoom is dus
A
19 p, 10 n, 19 e
B
9 p, 10 n, 9 e
C
10 p, 9 n, 10 e
D
9 p, 19 n, 9 e

Slide 22 - Quiz

Bij wie past
deze omschrij-
ving van het
atoommodel?
A
John Dalton
B
Ernest Rutherford
C
Niels Bohr

Slide 23 - Quiz

Isotopen verschillen van elkaar in ...
A
Aantal protonen
B
Aantal elektronen
C
Aantal protonen en elektronen
D
Aantal neutronen

Slide 24 - Quiz

Geef de massagetallen van de drie koolstof isotopen.
A
6-6-6
B
6-7-8
C
12-13-14
D
18-19-20

Slide 25 - Quiz

In de natuur komen twee isotopen van koolstof voor: C-12 en C-13. Hiernaast zie je de kernen van beide isotopen.
Hoe kan je deze twee vormen van koolstof van elkaar scheiden?
A
Met een chemische reactie want de isotopen reageren soms verschillend
B
Met een centrifuge want de isotopen verschillen in massa
C
Je kan ze niet scheiden.

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

Evaluatie leerdoelen
Beschrijf het atoommodel van Dalton.
Beschrijf het atoommodel van Rutherford.
Beschrijf het atoommodel van Bohr.
Leg uit wat isotopen zijn.
Leg hoe het Binas kan worden gebruikt om het aantal neutronen van een atoom te kunnen uitrekenen.
Welke 4 belangrijke groepen zijn er?
Wat zijn groepen en perioden?
Hoe zijn de verschillende groepen ingedeeld?

Slide 28 - Slide

Huiswerk
Maak de volgende opdrachten:
Leer HS2.1 (blz. 36-40)
Maak de vragen 1 t/m 17 (blz. 41-42)
Kijk de opdrachten goed na, wanneer je ze gemaakt hebt.
Maak een notitie van de vragen die je niet snapte of waarvan je meer uitleg wil hebben.
Stel deze vragen de volgende les.

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video