Voorbeelden van wederkerende werkwoorden:
Zich bemoeien met (to meddle) Zich interesseren in (to be interested)
Zich ergeren aan (to be annoyed) Zich bewegen (to move)
Zich gedragen (to behave) Zich verwonderen over (to be amazed)
Zich uit de voeten maken (to run away) Zich verbazen over (to be surprised)
Zich ontfermen over (to take care of)
Zich schamen voor (to be ashamed)
Zich uitsloven (to show off)