§5.2 Reactievergelijkingen opstellen (deel 1)

§5.2 Reactievergelijkingen opstellen (deel 1)
1 / 30
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

§5.2 Reactievergelijkingen opstellen (deel 1)

Slide 1 - Slide

Planning
  • Huiswerk bespreken
  • §5.2 Reactievergelijkingen opstellen
  • Maken opgaven

Slide 2 - Slide

4
  • a. C, H en S
  • b. Koolstof, waterstof, zwavel
  • c. Koolstofdioxide (CO2), water (H2O) en zwaveldioxide (SO2

Slide 3 - Slide

6
  • a. water (H2O) en zwaveldioxide (SO2
  • b. water
  • c. waterstof
  • d. zuustof

Slide 4 - Slide

7
  • a. calciumoxide
  • b. water

Slide 5 - Slide

8
  • a. Wit kopersulfaat erbij. Kleurt het blauw? dan is er nog water aanwezig. 
  • b. Breng in contact met helder kalkwater. Wordt het troebel? dan is er koolstofdioxide aanwezig. 
  • c. mengsel opvangen in een reageerbuis, lucifer erbij houden. Hoor je een ''plop''? waterstof is aanwezig.

Slide 6 - Slide

9
  • a. Gloeiende houtspaander erbij houden. Gaat de houtspaander harder gloeien/branden? dan is er zuurstof aanwezig. 
  • b. Je gebruikt liever geen vuur ivm brandgevaar. 

Slide 7 - Slide

10
  • a. Elektrolyse
  • b. -
  • c. IV: er ontstaat 2x zoveel waterstof als zuurstof (H2O)
  • d. Hij hoort ''plop''. 
  • e. A
  • f. D

Slide 8 - Slide

Leerdoelen
  • Ik kan de systematische naamgeving gebruiken om een naam of molecuulformule van een stof te noteren.
  • Ik kan de reactievergelijking van een verbrandingsreactie opstellen.
  • Ik kan een reactievergelijking opstellen op basis van een omschrijving.


Slide 9 - Slide

Systematische naamgeving
  • Systematische naam / rationele naam: scheikundige naam (opgesteld volgens afspraken)
  • Triviale naam: naam van de stof die in dagelijks leven wordt gebruikt.

Vb. Systematische naam: diwaterstofmono-oxide
      Triviale naam: water

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Je geeft in de formule aan hoe vaak een atoom voorkomt. Dit doe je door het Griekse telwoord VOOR de desbetreffende atoomsoort te zetten.
De namen van de stoffen eindigen over het algemeen op -‘ide’

Slide 12 - Slide

Stappenplan: van formule naar naam
Stap 1: Noteer de cijfers uit de formule en noteer het juiste telwoord.
Stap 2: Noteer de symbolen en noteer de naam erachter.
Stap 3: Zet de telwoorden en namen in de juiste volgorde achter elkaar.

Slide 13 - Slide

Vb 1: Geef de systematische naam van P2Cl5
Stap 1: Noteer de cijfers uit de formule en noteer het juiste telwoord.
Stap 2: Noteer de symbolen en noteer de naam erachter.
Stap 3: Zet de telwoorden en namen in de juiste volgorde achter elkaar.

P =
2 =
Cl =
5 =

Slide 14 - Slide

Vb 1: Geef de systematische naam van P2Cl5
Stap 1: Noteer de cijfers uit de formule en noteer het juiste telwoord.
Stap 2: Noteer de symbolen en noteer de naam erachter.
Stap 3: Zet de telwoorden en namen in de juiste volgorde achter elkaar.

P = fosfor
2 = di
Cl = chloride (uitgang)
5 = penta

Slide 15 - Slide

Vb 1: Geef de systematische naam van P2Cl5
Stap 1: Noteer de cijfers uit de formule en noteer het juiste telwoord.
Stap 2: Noteer de symbolen en noteer de naam erachter.
Stap 3: Zet de telwoorden en namen in de juiste volgorde achter elkaar.

P = fosfor
2 = di
Cl = chloride (uitgang)
5 = penta
difosforpentachloride

Slide 16 - Slide

Vb 2: Geef de formule van distikstofmono-oxide
Stap 1: Noteer de cijfers uit de formule en noteer het juiste telwoord.
Stap 2: Noteer de symbolen en noteer de naam erachter.
Stap 3: Zet de telwoorden en namen in de juiste volgorde achter elkaar.

  • di =
  • stikstof =
  • mono = 
  • oxide =

Slide 17 - Slide

Vb 2: Geef de formule van distikstofmono-oxide
Stap 1: Noteer de cijfers uit de formule en noteer het juiste telwoord.
Stap 2: Noteer de symbolen en noteer de naam erachter.
Stap 3: Zet de telwoorden en namen in de juiste volgorde achter elkaar.

  • di = 2
  • stikstof = N
  • mono = 1
  • oxide = O
N2O

Slide 18 - Slide

Samengevat: 
Je geeft in de formule aan hoe vaak een atoom voorkomt. Dit doe je door het Griekse telwoord VOOR de desbetreffende stof te zetten.
  • CO2: koolstofdioxide
  • CO: koolstofmono-oxide
‘mono’ wordt nooit bij het eerste atoom in de molecuulformule vermeld. 
  • Dus koolstofmono-oxide ipv monokoolstofmono-oxide.
De namen van de stoffen eindigen over het algemeen op ‘ide’.
  • PCl3: fosfortrichloride
  • SO2: zwaveldioxide
  • H2S: diwaterstofmonosulfide

Slide 19 - Slide

Wat is de systematische naam voor CO2
Wat is de systematische naam voor CO2
A
dikoolstofoxide
B
koolstofmono-oxide
C
koolstofdioxide
D
zuurstof

Slide 20 - Quiz

Wat is de systematische naam van:

SO3
A
Monozwaveltrizuurstofide
B
Zwaveltrioxide
C
Trizwaveltrizuurstof
D
Trizwaveloxide

Slide 21 - Quiz

Wat is de systematische naam van
?
H2S
A
Diwaterstofmonosulfaat
B
Diwaterstofsulfaat
C
Diwaterstofsulfide
D
Diwaterstofmonosulfide

Slide 22 - Quiz

Wat is de systematische naam voor H2O2
Wat is de systematische naam voor H2O2
A
Water
B
Waterstof
C
waterstofperoxide
D
di-waterstof-di-oxide

Slide 23 - Quiz

Maken 1, 5, 6 en 7 (vanaf blz 84)

Slide 24 - Slide

1
  • 1 = mono
  • 2 = di
  • 3 = tri
  • 4 = tetra
  • 5 = penta 

Slide 25 - Slide

5

Slide 26 - Slide

6a
  • N2O5 = distikstofpenta-oxide
  • SCl2 = (mono)zwaveldichloride
  • P2S5 = difosforpentasulfide
  • NO = (mono)stikstofmono-oxide
  • S2Cl2 = dizwaveldichloride

Slide 27 - Slide

6b
  • N2O5  bestaat uit 7 atomen
  • N2O5 bestaat uit 2 atoomsoorten
  • NO bestaat uit 2 atomen
  • NO bestaat uit 2 atoomsoorten

Slide 28 - Slide

7a
  • fosfortrichloride = PCl3
  • distikstofmono-oxide = N2O
  • fosforpentabromide = PBr5
  • koolstofmono-oxide = CO
  • fosfortri-jodide = PI3
  • joodtrichloride = ICl3

Slide 29 - Slide

7b
  • distikstofmono-oxide bestaat uit 3 atomen
  • distikstofmono-oxide bestaat uit 2 atoomsoorten
  • fosforpentabromide bestaat uit 6 atomen
  • fosforpentabromide bestaat uit 2 atoomsoorten

Slide 30 - Slide