Les 5.2 Reactievergelijking opstellen (deel 1)

5.2 Reactievergelijking opstellen (deel 1)
1 / 40
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

5.2 Reactievergelijking opstellen (deel 1)

Slide 1 - Slide

Planning
  • Nakijken opgave 4, 6 t/m 10 (vanaf blz 76) 
  • 5.2 Reactievergelijkingen opstellen
  • Maken opgaven

Slide 2 - Slide

Nakijken opgave 4, 6 t/m 10 (vanaf blz 76)

Slide 3 - Slide

4
  • a. C, H en S
  • b. Koolstof, waterstof, zwavel
  • c. Koolstofdioxide (CO2), water (H2O) en zwaveldioxide (SO2

Slide 4 - Slide

6
  • a. water (H2O) en zwaveldioxide (SO2
  • b. water
  • c. waterstof
  • d. zuustof

Slide 5 - Slide

7
  • a. calciumoxide
  • b. water

Slide 6 - Slide

8
  • a. Wit kopersulfaat erbij. Kleurt het blauw? dan is er nog water aanwezig. 
  • b. Breng in contact met helder kalkwater. Wordt het troebel? dan is er koolstofdioxide aanwezig. 
  • c. mengsel opvangen in een reageerbuis. Hoor je een ''plop''? waterstof is aanwezig.

Slide 7 - Slide

9
  • a. Gloeiende houtspaander erbij houden. Gaat de houtspaander harder gloeien/branden? dan is er zuurstof aanwezig. 
  • b. Je gebruikt liever geen vuur ivm brandgevaar. 

Slide 8 - Slide

10
  • a. Elektrolyse
  • b. -
  • c. IV: er ontstaat 2x zoveel waterstof als zuurstof (H2O)
  • d. Hij hoort ''plop''. 
  • e. A
  • f. D

Slide 9 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt de systematische naamgeving gebruiken om een naam of molecuulformule van een stof te noteren.
  • Je kunt de reactievergelijking van een verbrandingsreactie opstellen.
  • Je kunt een reactievergelijking opstellen op basis van een omschrijving.


Slide 10 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt de systematische naamgeving gebruiken om een naam of molecuulformule van een stof te noteren.
  • Je kunt de reactievergelijking van een verbrandingsreactie opstellen.
  • Je kunt een reactievergelijking opstellen op basis van een omschrijving.


Slide 11 - Slide

systematische naamgeving
  • Systematische naam/rationele naam: de scheikundige naam (die volgens afspraken is opgesteld)
  • Triviale naam: naam van de stof die in dagelijks leven wordt gebruikt

  • Systematisch: diwaterstofmono-oxide Triviale naam: water

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Je geeft in de formule aan hoe vaak een atoom voorkomt. Dit doe je door het Griekse telwoord VOOR de desbetreffende atoomsoort te zetten.
De namen van de stoffen eindigen over het algemeen op -‘ide’

Slide 14 - Slide

Je geeft in de formule aan hoe vaak een atoom voorkomt. Dit doe je door het Griekse telwoord VOOR de desbetreffende atoomsoort te zetten.
De namen van de stoffen eindigen over het algemeen op -‘ide’

Slide 15 - Slide

Stappenplan: van formule naar naam
Stap 1: Haal de formule uit elkaar, zet de cijfers en symbolen onder elkaar. 
Stap 2: Schrijf achter de cijfers het juiste telwoord, en achter de symbolen de juiste naam. 
Stap 3: zet ze op de juiste volgorde. Zet ze op de juiste volgorde: het telwoord VOOR de naam waar die bij hoort. 

Slide 16 - Slide

Voorbeeld 1: Geef de systematische naam van P2Cl5
Stap 1: Haal de formule uit elkaar, zet de cijfers en symbolen onder elkaar. 
Stap 2: Schrijf achter de cijfers het juiste telwoord, en achter de symbolen de juiste naam. 
Stap 3: Zet ze op de juiste volgorde: het telwoord VOOR de naam waar die bij hoort. 

Slide 17 - Slide

Voorbeeld 1: Geef de systematische naam van P2Cl5
Stap 1: Haal de formule uit elkaar, zet de cijfers en symbolen onder elkaar. 
Stap 2: Schrijf achter de cijfers het juiste telwoord, en achter de symbolen de juiste naam. 
Stap 3: Zet ze op de juiste volgorde: het telwoord VOOR de naam waar die bij hoort. 
  • P  =
  • 2  =
  • Cl  =
  • 5  =

Slide 18 - Slide

Voorbeeld 1: Geef de systematische naam van P2Cl5
Stap 1: Haal de formule uit elkaar, zet de cijfers en symbolen onder elkaar. 
Stap 2: Schrijf achter de cijfers het juiste telwoord, en achter de symbolen de juiste naam. 
Stap 3: Zet ze op de juiste volgorde: het telwoord VOOR de naam waar die bij hoort. 
  • P  =
  • 2  =
  • Cl  =
  • 5  =

Slide 19 - Slide

Voorbeeld 1: Geef de systematische naam van P2Cl5
Stap 1: Haal de formule uit elkaar, zet de cijfers en symbolen onder elkaar. 
Stap 2: Schrijf achter de cijfers het juiste telwoord, en achter de symbolen de juiste naam. 
Stap 3: Zet ze op de juiste volgorde: het telwoord VOOR de naam waar die bij hoort. 
  • P  = fosfor
  • 2  = di
  • Cl  = chloride (uitgang)
  • 5  = penta

Slide 20 - Slide

Voorbeeld 1: Geef de systematische naam van P2Cl5
Stap 1: Haal de formule uit elkaar, zet de cijfers en symbolen onder elkaar. 
Stap 2: Schrijf achter de cijfers het juiste telwoord, en achter de symbolen de juiste naam. 
Stap 3: Zet ze op de juiste volgorde: het telwoord VOOR de naam waar die bij hoort. 
  • P  = fosfor
  • 2  = di
  • Cl  = chloride (uitgang)
  • 5  = penta

Slide 21 - Slide

Voorbeeld 1: Geef de systematische naam van P2Cl5
Stap 1: Haal de formule uit elkaar, zet de cijfers en symbolen onder elkaar. 
Stap 2: Schrijf achter de cijfers het juiste telwoord, en achter de symbolen de juiste naam. 
Stap 3: Zet ze op de juiste volgorde: het telwoord VOOR de naam waar die bij hoort. 
  • P  = fosfor
  • 2  = di
  • Cl  = chloride (uitgang)                                              difosforpentacloride
  • 5  = penta

Slide 22 - Slide

Stappenplan: van naam naar formule
Stap 1: Haal de naam uit elkaar, zet telwoorden en atoomsoorten onder elkaar
Stap 2: Schrijf achter het juiste telwoord de juiste cijfers, en achter de naam het juiste symbool.  
Stap 3: Zet ze op de juiste volgorde: het cijfer ACHTER het symbool van de atoomsoort. 

Slide 23 - Slide

Voorbeeld 2: Geef de formule van distikstofmono-oxide
Stap 1: Haal de naam uit elkaar, zet telwoorden en atoomsoorten onder elkaar
Stap 2: Schrijf achter het juiste telwoord de juiste cijfers, en achter de naam het juiste symbool.
Stap 3: Zet ze op de juiste volgorde: het cijfer ACHTER het symbool van de atoomsoort. 

Slide 24 - Slide

Voorbeeld 2: Geef de systematische naam van distikstofmono-oxide
Stap 1: Haal de naam uit elkaar, zet telwoorden en atoomsoorten onder elkaar
Stap 2: Schrijf achter het juiste telwoord de juiste cijfers, en achter de naam het juiste symbool.
Stap 3: Zet ze op de juiste volgorde: het cijfer ACHTER het symbool van de atoomsoort. 
  • di = 2
  • stikstof = N
  • mono = 1 (de 1 noteren we niet)
  • oxide = O

N2O

Slide 25 - Slide

Dus, samengevat: 
Je geeft in de formule aan hoe vaak een atoom voorkomt. Dit doe je door het Griekse telwoord VOOR de desbetreffende stof te zetten.
  • CO2: koolstofdioxide
  • CO: koolstofmono-oxide
‘mono’ wordt nooit bij het eerste atoom in de molecuulformule vermeld. 
  • Dus koolstofmono-oxide ipv monokoolstofmono-oxide.
De namen van de stoffen eindigen over het algemeen op ‘ide’.
  • PCl3: fosfortrichloride
  • SO2: zwaveldioxide
  • H2S: diwaterstofmonosulfide

Slide 26 - Slide

Wat is de systematische naam voor CO2
Wat is de systematische naam voor CO2
A
dikoolstofoxide
B
koolstofmono-oxide
C
koolstofdioxide
D
zuurstof

Slide 27 - Quiz

Wat is de systematische naam van:

SO3
A
Monozwaveltrizuurstofide
B
Zwaveltrioxide
C
Trizwaveltrizuurstof
D
Trizwaveloxide

Slide 28 - Quiz

Wat is de systematische naam van:
CF4
A
Koolstoftetrafosfide
B
Koolstofpentafluoride
C
Koolstoftetrafluoride
D
Monokoolstoftetrafluoride

Slide 29 - Quiz

Wat is de systematische naam van
?
H2S
A
Diwaterstofmonosulfaat
B
Diwaterstofsulfaat
C
Diwaterstofsulfide
D
Diwaterstofmonosulfide

Slide 30 - Quiz

Wat is de systematische naam van
?
NF3
A
Stikstoffluoride
B
Stikstofdifluoride
C
Tristikstoffluoride
D
Stikstoftrifluoride

Slide 31 - Quiz

Wat is de systematische naam voor H2O2
Wat is de systematische naam voor H2O2
A
Water
B
Waterstof
C
waterstofperoxide
D
di-waterstof-di-oxide

Slide 32 - Quiz

Maken 1, 5, 6 en 7

Slide 33 - Slide

1
  • 1 = mono
  • 2 = di
  • 3 = tri
  • 4 = tetra
  • 5 = penta 

Slide 34 - Slide

5

Slide 35 - Slide

5

Slide 36 - Slide

6a
  • N2O5 = distikstofpenta-oxide
  • SCl2 = (mono)zwaveldichloride
  • P2S5 = difosforpentasulfide
  • NO = (mono)stikstofmono-oxide
  • S2Cl2 = dizwaveldichloride

Slide 37 - Slide

6b
  • N2O5  bestaat uit 7 atomen
  • N2O5 bestaat uit 2 atoomsoorten
  • NO bestaat uit 2 atomen
  • NO bestaat uit 2 atoomsoorten

Slide 38 - Slide

7a
  • fosfortrichloride = PCl3
  • distikstofmono-oxide = N2O
  • fosforpentabromide = PBr5
  • koolstofmono-oxide = CO
  • fosfortri-jodide = PI3
  • joodtrichloride = ICl3

Slide 39 - Slide

7b
  • distikstofmono-oxide bestaat uit 3 atomen
  • distikstofmono-oxide bestaat uit 2 atoomsoorten
  • fosforpentabromide bestaat uit 6 atomen
  • fosforpentabromide bestaat uit 2 atoomsoorten

Slide 40 - Slide