Les 16-03

Cours du 16-03
1 / 30
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Cours du 16-03

Slide 1 - Slide

Programme
- Répéter                                              (10 min)
  - 'ontkenning'
- Les devoirs: questions?                  ( 5 min)
- Bron D: passé composé                  (10 min)
- Voca A en B (leerwerk)                  ( 5 min)
- Faire ex. D                                         (25 min)
- Devoirs                                              ( 5 min)



Slide 2 - Slide

Lesdoelen

Slide 3 - Slide

Répéter
De volgende onderdelen gaan we nu herhalen:
- ontkenningen
- voorzetsels landen en steden

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Dus:
  • Niet of geen vertaal je in het Frans met ne...pas.

  • ne....pas bouw je altijd om het EERSTE werkwoord in de zin heen. 
    > Il arrive à Paris. 
    > Nous allons danser à Paris. 
    Wat is het eerste werkwoord in bovenstaande zinnen?
  • Il n'arrive pas à Paris.
  •  Nous n'allons pas danser à Paris.
  • Vous ne faites pas du shopping.
  • Tu n'aimes pas aller à la plage. 

  • Voor een stomme h (h die je niet uitspreekt) of een klinker a, e, i, o, u, y wordt ne > n'

Slide 6 - Slide

Probeer eens zelf:
Maak de volgende zinnen ontkennend:
- Vous allez nager (zwemmen) cet été?
- Tu vas en vacances? 
- Elle a passé de bonnes vacances. 



Slide 7 - Slide

- Vous n'allez pas nager (zwemmen) cet été?
- Tu ne vas pas en vacances?
- Elle n'a pas passé de bonnes vacances. 

Slide 8 - Slide

Voorzetsels landen en steden
  • in/naar stad = à 

  • Je vais à Amsterdam
  • Je vais à Lyon
  • J'habite à Kampen

Slide 9 - Slide

Voorzetsels landen en steden
  • in/naar land = en, au en aux

  • mannelijk: au > au Luxembourg
  • vrouwelijk: en > en Belgique
  • meervouwd: aux > aux Pays-Bas 

> Vrouwelijke landen herken je aan de -e op het einde.
    La Belgique, La France, L'Allemagne, L'Espagne, etc.

Slide 10 - Slide

.... Luxembourg

Schrijf hieronder het juiste voorzetsel:

Slide 11 - Open question

.... Espagne

Schrijf hieronder het voorzetsel:

Slide 12 - Open question

... Portugal

Schrijf hieronder het voorzetsel:

Slide 13 - Open question

.... Danmark

Schrijf hieronder het juiste voorzetsel:

Slide 14 - Open question

.... Allemagne

Schrijf hieronder het juiste voorzetsel:

Slide 15 - Open question

Les devoirs


Il y a des questions?

Slide 16 - Slide

Paragraphe D: passé composé

Grammaire:
Open je e-book op bladzijde 32




Slide 17 - Slide

De passé composé - Gebruik

Hoe vertel je iets over afgelopen weekend?

  • Ik heb gesport.
  • Wij hebben gedanst.

  • vorm van hebben + voltooid deelwoord (ge...)
  • dus 2 werkwoorden!

Slide 18 - Slide

De passé composé: maken

Wij hebben gedanst 

1. juiste vorm 'hebben'
2. voltooid deelwoord maken
3. achter elkaar zetten

Slide 19 - Slide

De passé composé: maken

  • Wat is hebben in het Frans?

Slide 20 - Slide

De passé composé - Avoir

Hebben = avoir
j'ai
tu as
il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont

Slide 21 - Slide

Even oefenen:
Wij hebben gedanst
  • Wij hebben gedanst
  • Nous avons + gedanst

Slide 22 - Slide

De passé composé: maken


1. juiste vorm 'hebben'
2. voltooid deelwoord maken
3. achter elkaar zetten

Slide 23 - Slide

De passé composé - maken

Voltooid deelwoord

Werkwoorden eindigend op -er

1. Hele werkwoord                                   (parler)
2. Haal de laatste -r weg                           (parle)
3. Zet een streepje op de laatste -e: -é     (parlé)

Slide 24 - Slide

Even oefenen:
Wij hebben gedanst
Nous avons gedanst

dansen > danser, gedanst is:
 -er = dans..
é er achter plaatsen = dansé

Nous avons + dansé

Slide 25 - Slide

De passé composé: maken


1. juiste vorm 'hebben'
2. voltooid deelwoord maken
3. achter elkaar zetten

Slide 26 - Slide

Even oefenen:
Nous avons + dansé

  • Nous avons dansé.

Slide 27 - Slide

Dit geeft het volgende stappen plan
Stappenplan:
1. hele werkwoord -er.
    bv: regarder - er = regard
    Dit heet de stam.

    Vervolgens plaats je 'é'         
    áchter de stam.
    > regardé
2. kies de juiste vorm van 'avoir'.      bv: Elle .... regardé
    Kijk naar je rijtje 'avoir'. 
    Bij 'elle' hoort 'a'

3. Zet het achter elkaar aan:
    Elle a regardé. 

Slide 28 - Slide

Maintenant, c'est à vous

Maak nu zelf: ex.16a,b,c,d + 17a,b,c + 25 helemaal en 26 helemaal 
klaar? Oefenen met slim stampen, voca A en B
timer
15:00

Slide 29 - Slide

Les devoirs
Maken voor de volgende les:
- ex. 16, 17, 25 en 26
- leren voca B
- leren passé composé

Slide 30 - Slide