El adverbio, fuente J (TB p.39)
Een bijwoord zegt iets over de manier waarop iets gebeurt.
Bijvoorbeeld: Marleen werkt snel. ('snel' gaat over de manier van werken)
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over hoe iets of iemand is.
Bijvoorbeeld: Marleen is snel. ('snel' gaat over Marleen)
In het Spaans heeft het bijwoord een andere vorm dan het bijvoeglijk naamwoord.
Als je het bijwoord vormt, doe je dat in principe als volgt:
Je neemt het bijvoeglijk naamwoord (vrouwelijke vorm!) en plakt er -mente achter.
Ejemplo: rápido -> rápidamente
HACER: Bestudeer bron J (TB p.39) + maak oef. 32 (WB A p.132-133-134).
- Tip bij oefening 32b: hak de zin in zinsdelen en bepaal het onderwerp van de zin. Daarna het werkwoord vertalen en vervoegen. Daarna de rest van de zin.
ESTUDIAR:
Bestudeer de uitleg in Paso adelante 3, Hoofdstuk 3 bron D (TB p.34) + nr. 21 (TB p.101-103).
Een kort overzicht zie je op de volgende pagina.
LET OP: sommige werkwoorden zijn onregelmatig. Deze vind je in het grammatica-overzicht achterin het tekstboek (TB p.107 en verder)