Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?
timer
10:00
VOORLEZEN
Slide 8 - Slide
Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?
Na het voorlezen schrijf je kort op wat je hebt gehoord.
Waar? Achterin je woordenschrift.
Hoe? Schrijf de datum op en daarna 5 zinnen.
Wat? Wat gebeurde er? Wie heb je leren kennen? Wat viel je op? Wat vraag je je af? Welk gevoel kreeg je bij het luisteren naar het verhaal?
Het leesstukje?
timer
2:00
Slide 9 - Slide
Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?
Na het voorlezen schrijf je kort op welke woorden je niet kent.
Waar? In je woordenschrift.
Hoe? Schrijf de datum op en de titel van het verhaal.
Daarna? Bespreken we de woorden die je hebt opgeschreven.
Het woordenschrift
timer
5:00
Slide 10 - Slide
guillotine
Slide 11 - Mind map
Schrijf een zin met het woord revolutie.
Slide 12 - Open question
Wat betekent protesteren?
A
Laten merken dat je het er niet mee eens bent
B
Een ziekte
C
Ergens bij aansluiten
D
Een ander woord voor een nieuwsbericht
Slide 13 - Quiz
Een moodboard is een soort poster, waarop je plaatjes, kleuren, voorwerpen en woorden kunt schrijven en plakken, die je ergens bij vindt passen. Het is dus de weergave van een idee, gedachte of gevoel in een beeld. Het wordt daarom ook wel beeldcollage genoemd. In dit geval passen al je plaatjes, kleuren, voorwerpen en woorden bij je gekozen ruimte.
MOODBOARD
Maak nu je moodboard. Hiervoor gebruik je A3-papier. Zoek plaatjes op Internet, in boeken, tijdschriften, reclamefolders of maak tekeningen etc. die je op je moodboard kunt plakken. Zoek ook teksten, spreuken of woorden die je bij je ruimte vindt passen en op je moodboard plakt. Eventueel kun je nog dingen op je moodboard schrijven, maar zorg ervoor dat de nadruk op het beeld en de kleuren ligt.
Slide 14 - Slide
Voorbeelden van een moodboard
Marie-Antoinette
Hel
Slide 15 - Slide
Je start PowerPoint en internet op
Je zoekt bij elk begrip een passend plaatje uit op Google afbeeldingen
Vul je dia met één plaatje
PECHA KUCHA
De volgende begrippen moeten aan bod komen:
Welke persoon uit de tijd van de Franse Revolutie (naam, afbeelding)
Informatie over de persoon
Tijd (welke periode, jaartallen)
Plaats (welke plek, waarom heb je deze plek gekozen)
Sfeer
Andere personen
Mening (uitdrukken in beeld)
Slide 16 - Slide
Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?
Aan de slag!
Maak een moodboard
Wat?
Met wie?
Hoe?
Klaar?
Groepje van 2 a 3 personen
internet, tekenen, kleur, kreten, A3, gevoel
Presenteer het aan de klas
Slide 17 - Slide
Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?
Aan de slag!
Maak een pecha kucha
Wat?
Met wie?
Hoe?
Klaar?
In tweetallen
zeven dia's, 60 sec. per dia
Presenteer het aan de klas
Slide 18 - Slide
Wat vond je goed gaan?
Waar heb je nog hulp bij nodig?
Vertel over je werkhouding.
Wat heb je geleerd?
EVALUATIE
Slide 19 - Slide
Ruim je je plek op?
We blijven zitten tot de bel gaat.
Schuif je je stoel aan voordat je het lokaal verlaat?
Tot ziens!
Huiswerk: Samen verder werken aan je opdracht. Volgende week de presentaties.