LJ 3 Ethiek

Hoofdstuk 6: Ethiek
1 / 19
next
Slide 1: Slide
LevensbeschouwingMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Hoofdstuk 6: Ethiek

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Paragraaf 1: 
Wat we al eerder leerden 

Dit heb je misschien nog helemaal niet eerder geleerd.

Ga in tweetallen aan de slag met opdracht 1 op blz. 107

Slide 3 - Slide

Paragraaf 2:
Hoe reageren wij op 
goed en kwaad?


Samen maken: Opdracht 2 op blz. 108
Zelfstandig lezen: Bron 1
Zelfstandig maken: Opdracht 4 en 5

Slide 4 - Slide

Waar denk je aan bij
'GOED'?

Slide 5 - Mind map

Waar denk je aan bij
'KWAAD'?

Slide 6 - Mind map

Waarom en wanneer is iets goed of slecht?

Slide 7 - Slide

Paragraaf 3: Enkele belangrijke ethische begrippen
Lezen bron 2 (blz. 110)
Maken opdracht 6, 7 en 8

Lezen bron 3 (blz. 111)
Maken opdracht 9, 10

Lezen bron 4 (blz. 113)
Maken opdracht 11 en 12

Slide 8 - Slide

Paragraaf 4: Wat is een
ethisch onderwerp?
Filmpje Qatar

Lezen bron 5 op blz. 114 

Schrijf voor jezelf drie ethische onderwerpen op die 
niet genoemd zijn in het boek. 

Maken opdracht 13, 14 en 15

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Aantekening 1
Ethiek: Nadenken over wat goed is, en wat slecht/kwaad

Ethisch dilemma:
In een moeilijke situatie zitten waarbij je moet kiezen tussen het goede of het slechte doen (bijvoorbeeld wel of geen boerka-verbod instellen in Nederland)

Ethische onderwerpen:
Onderwerpen waarbij je voor jezelf moet bepalen of jij dit goed of slecht vindt, waar jij je mening over moet bepalen (bijvoorbeeld de doodstraf, abortus, WK in Qatar, euthanasie).

Slide 11 - Slide

Aantekening 2
Waarden: Dingen die wij belangrijk vinden in de omgang met elkaar of in onze manier van leven. Het gaat hier niet om materiele zaken die je kunt kopen of vast kunt pakken. Je moet deze waarde in één woord kunnen zeggen. Bijvoorbeeld: vriendschap, liefde, vertrouwen, vrijheid.

Normen: De gedragsregels die jij gebruikt om je aan jouw waarden te houden. Bijvoorbeeld: Vertrouwen --> Ik lieg niet tegen mijn vrienden.

Moraal: Al jouw normen en waarden bij elkaar.

Moreel verantwoord: Dan vind jij dat het goed is. Bijvoorbeeld: Je vindt het goed als een moordenaar de doodstraf krijgt.

Moreel verwerpelijk: Dan vind jij dat het niet goed is. Bijvoorbeeld: Aapjes die aan een ketting vastzitten en trucjes moeten doen voor toeristen. 

Slide 12 - Slide

3 ethische vragen
(en hun waarden)

Slide 13 - Slide

Mag je eten stelen als je echt geen geld hebt om je kinderen eten te geven?

Slide 14 - Slide

Mag je iemand vermoorden uit zelfbescherming?

Slide 15 - Slide


In hoeverre mag de regering ons vrijheden afpakken om onszelf te beschermen?

 (bijvoorbeeld bij dreiging voor terrorisme, een nieuw virus of voorkomen van verdere klimaatverandering)

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Paragraaf 5: Een oefening in ethiek

Deze paragraaf maken we helemaal samen

Lezen bron 6, maken opdracht 16, 18 en 19
Lezen bron 7, maken opdracht 20
Lezen bron 8, maken 21, 22 en 23

Slide 18 - Slide

Kennen voor het proefwerk
Aantekening 1 en 2
Opdracht 1, 6, 7, 8, 9, 11, 13, 14, 18, 20, 21
Bron 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 

Deze opdrachten komen niet letterlijk terug in het proefwerk, maar wel opdrachten die hier op lijken. 
Zorg dat je de begrippen goed kent en toe kunt passen en voorbeelden kunt noemen. 

Slide 19 - Slide