This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Een verzuild land in crisis
Je kunt 7 punten verdienen!
Maak aantekeningen tijdens uitleg!!!
Hierna: Leerdoelen
Slide 1 - Slide
Aan het eind:
1. kun je kenmerkende oorzaken en gevolgen opnoemen van de wereldwijde economische crisis van de jaren '30 van de vorige eeuw;
2. weet je de vier zuilen in de verzuilde samenleving in Nederland te omschrijven;
3. kun je met een aantal kenmerken verwoorden welke rol Colijn en Mussert spelen in de jaren '30 van de vorige eeuw;
+ kun je voor jezelf toelichten of jij dezelfde keuzes als Colijn zou maken als JIJ de leider van Nederland was in de jaren '30 van de vorige eeuw.
Hierna: uitleg een verzuild land in crisis.
Slide 2 - Slide
Een verzuild land in crisis
In 1918 is de WOI ten einde. In dit jaar zijn in Nederland ook voor het eerst verkiezingen met een evenredige vertegenwoordiging en algemeen mannenkiesrecht.
Een jaar later, in 1919, krijgen ook vrouwen actiefkiesrecht. Gevolg: algemeen kiesrecht.
Tussen de twee wereldoorlogen zijn de confessionele partijen, de protestante ARP (olv Kuyper met zijn aanhang 'de kleine luyden') en de katholieke RKSP (olv Schaepman) de grote winnaars.
In deze jaren is Nederland ook enorm verzuild. Er zijn vier zuilen: 1. Liberalen, 2. Socialisten,
3. Katholieken, 4. Protestanten.
Hierna: filmpje 'Verzuiling in Nederland' - Welkom in de jaren '20 (+ 2 min)
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Hieronder wordt de verzuilde samenleving nagespeeld.
Sleep de verzuilde groepen naar de juiste plek:
Hierna: Sleepvraag.
Katholieken
protestanten
liberalen
socialisten
Slide 5 - Drag question
Sleep de woorden naar de juiste plek:
Hierna: uitleg crisisjaren '30.
School met den Bijbel
Liberaal
ARP
RKSP
SDAP
Slide 6 - Drag question
Crisis
De periode tussen de twee wereldoorlogen heet ook wel het Interbellum.
In de jaren '30 is er een wereldwijde economische crisis door de Beurskrach (aandelencrash) op 25 oktober 1929 (Black Thursday). Op deze dag verkopen veel Amerikanen al hun aandelen. Omdat de VS 40% van de wereldhandel bezit, wordt dit een wereldcrisis.
Gevolg: Er is veel ellende, armoede en werkloosheid, ook in Nederland.
Om de crisis tegen te gaan, bedenkt minister-president Colijn (ARP):
1. De aanpassingspolitiek: in crisistijd moet je je aanpassen en dus bezuinigen;
2. Om zwartwerken tegen te gaan moeten werklozen 2x p.d. een kaart laten stempelen in een stempellokaal, zodat je toch (een zeer lage) uitkering ontvangt;
3. Voor werklozen (20%) worden tientallen werkverschaffingsprojecten opgezet, bv kanalen graven, bossen en parken aanleggen.
Hierna: Vraag: Wat zijn nog meer de belangrijkste kenmerken van de crisistijd van de jaren '30 in Nederland?
Filmpje Nederland in het Interbellum - JORT (+5 min).
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Hoe heet de minister-president van Nederland tijdens de crisis van de jaren '30 van de vorige eeuw?
A
Mussert
B
Lubbers
C
Drees
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist
Slide 9 - Quiz
Twee uitspraken:
1. De crisisjaren van de jaren '30 van de vorige eeuw vonden plaats in de 19e eeuw / 20e eeuw.
2. Een bewust/ onbewust gevolg van de neutraliteitspolitiek van Colijn is dat de economische crisis in de jaren '30 van de vorige eeuw alleen maar groter word.
A
1. 19e eeuw, 2. bewust
B
1. 19e eeuw, 2. onbewust
C
1. 20e eeuw, 2. bewust
D
1. 20e eeuw, 2. onbewust
Slide 10 - Quiz
Sleep de omschrijvingen naar de juiste plek:
Militarisme: verheerlijking van het leger.
Sterk nationalisme
één sterke leider
tegen democratie
Slide 11 - Drag question
In andere landen om ons heen is het ook crisis.
Zo krijgt de Republiek van Weimar (1919-'33) tot de Beurskrach (1929) nog financiele steun (Dawesplan) van de VS.
Maar de VS kent zelf ook een crisis en stopt dus met het Dawesplan.
Gevolg is dat in de Republiek van Weimar de crisis extra hard aankomt!
Wanneer het slecht gaat met je land, ben je sneller geinteresseerd in iets nieuws:
Gevolg is dat bv in Duitsland en Italië dictaturen ontstaan, bv de Italiaanse dictator Mussolini (fascisme) en de Duitse dictator Hitler (nationaal-socialisme)
En Nederland? Daar probeert Mussert, met dezelfde ideeën als Hitler, met zijn partij de NSB de macht te pakken. Uiteindelijk krijgt de NSB maar 4% (1935) van de stemmen.
Nieuwe partijen in Europa
Hierna: filmpje 'Wie is eigenlijk Mussert?' - Welkom in de jaren '20 (+2 min).
kenmerken fascisme en nationaal-socialisme
Kenmerken fascisme:
1. één sterke leider;
2. erg nationalistisch;
3. anti-democratisch
4. geweld is toegestaan (bv knokploegen)
Kenmerken nationaal-sociaal:
- Zelfde als fascisme + jodenhaat (antisemitisme)
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
Twee uitspraken:
1. De NSB van Mussert en de NSDAP van Hitler hebben veel verschillende / overeenkomstige ideeën over hoe je een land het best kan besturen.
2. De NSB van Mussert heeft de meeste stemmen (4%) in de jaren '20 / jaren '30 van de vorige eeuw.
A
1. verschillende, 2. jaren '20
B
1. verschillende, 2. jaren '30
C
1. overeenkomstige, 2. jaren '20
D
1. overeenkomstige, 2. jaren '30.
Slide 14 - Quiz
Twee uitspraken:
1. In het Interbellum is er een wereldwijde economische crisis. Een oorzaak / gevolg is dat een aantal landen veranderen van een democratie naar een dictatuur.
2. De werkverschaffingsprojecten van minister-president Colijn zijn een oorzaak / gevolg van de enorme werkloosheid in Nederland tijdens de economische crisis.
A
1. oorzaak, 2. oorzaak
B
1. oorzaak, 2. gevolg
C
1. gevolg, 2. oorzaak
D
1. gevolg, 2. gevolg
Slide 15 - Quiz
Sleep de onderstaande vier gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde:
Hierna: Hierna: uitleg weer neutraal
Duitsland krijgt een nieuwe naam, namelijk de Republiek van Weimar.
Htitler krijgt de macht en wordt Rijkskanselier (soort premier)
De Beurskrach vindt plaats in de Verenigde Staten
De Verenigde Staten stopt met financiele steun (Dawesplan) aan de Republiek van Weimar
Slide 16 - Drag question
Weer neutraal
De bedachte oplossingen van minister-president Colijn voor de economische crisis helpen weinig, en ondertussen is er een nieuw probleem bijgekomen:
Sinds de machtsovername van Hitler (1933) in buurland Duitsland dreigt een nieuwe oorlog.
De zuinige Colijn kiest voor neutraliteitspolitiek en kiest dus geen partij. Colijn mobiliseert ook geen leger langs de grens, want dit kost geld en met mobilisatie zou je Hitler mogelijk alleen maar uitlokken.
Pas als Hitler in 1939 Polen aanvalt, kiest Colijn ervoor om 300.000 Nederlandse soldaten langs de grens te mobiliseren.
Hierna: Evaluatie leerdoelen
Slide 17 - Slide
Aan het eind:
1. kun je kenmerkende oorzaken en gevolgen opnoemen van de wereldwijde economische crisis van de jaren '30 van de vorige eeuw;
2. weet je de vier zuilen in de verzuilde samenleving in Nederland te omschrijven;
3. kun je met een aantal kenmerken verwoorden welke rol Colijn en Mussert spelen in de jaren '30 van de vorige eeuw;
+ kun je voor jezelf toelichten of jij dezelfde keuzes als Colijn zou maken als JIJ de leider van Nederland was in de jaren '30 van de vorige eeuw.
Hierna: inleveren kijkopdracht
Slide 18 - Slide
Kopieer/ plak (bv in Word) onderstaande 5 vragen. Typ uit tijdens de aflevering (13 min) 5 kijkvragen (+ antwoord. De structuur van de 5 kijkvragen krijg je al cadeau. Let op: de kijkvragen moet je later inleveren in Lesson Up.
1. Wat zijn de kenmerken en eigenschappen van..........?
2. Hoe komt het dat........?
3. Wat zijn de verschillen tussen .............. en ................?
4. Welke rol speelt.......... ?
5. Waarom ben ik van ik van mening dat ..................?
Afgelopen woensdag zijn in Amsterdam rellen uitgebroken uit onvrede over het verlagen van de werkloosheidsuitkeringen. In de dagen daarna groeiden de rellen uit tot een grote opstand onder werkloze arbeiders. Het leger kwam in actie om de opstand neer te slaan.
Hierna: enkele quizvragen.
Sleep de punaises naar de juiste antwoorden:
Slide 21 - Drag question
In welk land start de wereldwijde economische crisis van de jaren '30 van de vorige eeuw?
A
nazi-Duitsland
B
de Verenigde Staten van Amerika
C
Engeland
D
Nederland.
Slide 22 - Quiz
Bij het vak geschiedenis heb je verschil tussen een aanleiding en een oorzaak.
Een aanleiding: een reden die op 1 dag plaatsvindt
Een oorzaak (trigger): een reden die lange tijd (bv enkele jaren) duurt.
Uitspraak 1: De Beurskrach op 24 juli 1929 is de aanleiding/ oorzaak van de wereldwijde economische (aandelen) crisis uit de vorige eeuw.
Uitspraak 2: Een hoge werkloosheid in Nederland (en andere landen) is een oorzaak / gevolg van de aandelencrisis uit de vorige eeuw.
A
1. aanleiding, 2. oorzaak
B
1. aanleiding, 2. gevolg
C
1. oorzaak, 2. oorzaak
D
1. oorzaak, 2. gevolg
Slide 23 - Quiz
Klik hiernaast op de print screen om in te zoomen.
Bij het vak geschiedenis heb je geschreven en ongeschreven bronnen.
Geschreven bronnen kennen een stuk tekst (bv dagboek), ongeschreven bronnenniet (bv schilderij).
Daarnaast heb je directe en indirecte bronnen.
Een directe (primaire) bron is een overblijfsel uit de tijd waarin de bron zelf gemaakt is, een indirecte (secundaire) bron niet.
De voorpagina van de Amerikaanse krant van vrijdag 25 oktober 1929 is een .........
A
geschreven directe bron
B
geschreven indirecte bron
C
ongeschreven directe bron
D
ongeschreven indirecte bron
Slide 24 - Quiz
Bekijk hiernaast een print screen van 5:45.
Wat hoort hoort op het rode kruisje (....X....) te staan?
A
werkverschaffingsproject
B
een stempellokaal
C
werk
D
de aandelencrisis
Slide 25 - Quiz
Twee uitspraken:
1. Een bedoeld / onbedoeld gevolg van de aandelencrisis is dat werklozen in Nederland gaan 'zwartwerken'.
2. Een bedoeld / onbedoeld gevolg van de hoge werkloosheid is een massale opstand in Amsterdam in 1934 waar zes mensen bij omkomen.
Hierna: sleepvraag.
A
1. bedoeld, 2. bedoeld
B
1. bedoeld, 2. onbedoeld
C
1. onbedoeld, 2. bedoeld
D
1. onbedoeld, 2. onbedoeld
Slide 26 - Quiz
Sleep de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde:
Hierna: evaluatie leerdoelen.
De Eerste Wereldoorlog komt ten einde.
Werkverschaf-fingsprojecten worden ingezet.
De Tweede Wereldoorlog start.
In de Verenigde Staten is een aandelencrisis
Slide 27 - Drag question
Kopieer/ plak (bv in Word) onderstaande 5 vragen. Typ uit tijdens de aflevering (13 min) 5 kijkvragen (+ antwoord. De structuur van de 5 kijkvragen krijg je al cadeau. Let op: de kijkvragen moet je later inleveren in Lesson Up.
1. Wat zijn de kenmerken en eigenschappen van..........?
2. Hoe komt het dat........?
3. Wat zijn de verschillen tussen .............. en ................?
4. Welke rol speelt.......... ?
5. Waarom ben ik van ik van mening dat ..................?