This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Video
Slide 2 - Slide
Wat zijn de 3 pijlers van het pensioen in Nederland?
A
WAO, bedrijfspensioen, zelf sparen
B
Zelf sparen, bedrijfspensioen, AOW
C
Loon, zelf sparen, bedrijfspensioen
D
AOW, bedrijfspensioen, omslagstelsel
Slide 3 - Quiz
Noem een manier waarmee ervoor gezorgd kan worden dat de AOW-uitkeringen betaalbaar blijven.
Slide 4 - Open question
Wat is het verschil tussen het omslagstelsel en het kapitaaldekkingsstelsel?
Slide 5 - Open question
De AOW wordt gefinancierd op basis van het
A
omslagstelsel
B
kapitaaldekkingsstelsel
Slide 6 - Quiz
Gegevens van een land: Totale bevolking 17.000.000 Totaal aantal inwoners van 15 tot 67 jaar 10.600.000 Totaal aantal werknemers van 15 tot 67 jaar 5.900.000 Totaal aantal werklozen van 15 tot 67 jaar 390.000 Totaal aantal zelfstandigen van 15 tot 67 jaar 610.000 Totaal aantal vacatures 54.000 De participatiegraad (in %) bedraagt:
A
56%
B
61%
C
65%
D
86%
Slide 7 - Quiz
Wanneer neemt de participatiegraad toe? (meerdere antwoorden goed)
A
Wanneer mensen meer deeltijd kunnen werken
B
Wanneer de pensioenleeftijd wordt verhoogd
C
Wanneer jongeren langer door studeren
D
Wanneer de pensioenleeftijd omlaag gaat
Slide 8 - Quiz
Bij een waardevaste uitkering, stijgt de uitkering mee met
A
de inflatie
B
de CAO-lonen
Slide 9 - Quiz
De lonen stijgen met 1,5%, de inflatie is 1,4% en de AOW stijgt met 1,45%. De AOW is:
A
waardevast EN
welvaartsvast
B
waardevast MAAR NIET
welvaartsvast
C
niet waardevast EN
niet welvaartsvast
D
niet waardevast WEL
welvaartsvast
Slide 10 - Quiz
Het minste risico loop ik bij
A
obligaties
B
aandelen
Slide 11 - Quiz
AOW
Pensioen
Je hebt hier automatisch recht op
Je krijgt dit alleen als je ervoor spaart
De betaalde premies gaan direct door naar de ouderen
De betaalde premies worden eerst belegd op de beurs en worden daarna uitgekeerd aan de ouderen