What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Portalis Nederlands Thema 1 sport volledige samenvatting.
Welkom pro klas Mans en Antoinette
1 / 36
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4
This lesson contains
36 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welkom pro klas Mans en Antoinette
Slide 1 - Slide
Nederlands - Thema 1 sport
Slide 2 - Slide
Les doel
- ik ken de verschillende onderdelen van thema 1 en kan 6 van de 10 vragen van dit hoofdstuk juist beantwoorden.
Slide 3 - Slide
Waarom is sporten goed voor je?
Geef een argument
Slide 4 - Mind map
Belangrijke woorden
Slide 5 - Slide
Woordenschat: maak een zin met het woord
Slide 6 - Slide
Een serie wedstrijden waarin wordt gestreden om het kampioenschap heet..
A
De competitie
B
De conditie
C
De finale
D
De tactiek
Slide 7 - Quiz
Tactiek is.....
A
Het gevoel dat iets anders loopt dan je verwacht.
B
Je inspannen om iets voor elkaar te krijgen.
C
Een trucje.
D
De manier waarop je een doel wilt bereiken.
Slide 8 - Quiz
Iets lange tijd lichamelijk en/of geestelijk kunnen volhouden heet..
A
Mentaal
B
Fysiek
C
Het uithoudingsvermogen
D
Presteren
Slide 9 - Quiz
Het klassement is...
A
De stand van een wedstrijd.
B
De sportkleding die bij een bepaalde sportclub hoort.
C
Een lijst van spelers/teams waarin de beste bovenaan en de slechtste onderaan staat.
D
Een serie wedstrijden waarin wordt gestreden om het kampioenschap.
Slide 10 - Quiz
Hoe verbeter je jouw uithoudingsvermogen?
Slide 11 - Mind map
Spelling & grammatica
Interpunctie
Woordsoorten
Slide 12 - Slide
Wanneer gebruik je hoofdletters?
Slide 13 - Mind map
Welke zin is goed?
A
Wij krijgen les over de tweede Wereldoorlog.
B
Wij krijgen les over de Tweede Wereldoorlog.
C
wij krijgen les over De Tweede Wereldoorlog.
D
Wij krijgen les over de tweede wereldoorlog.
Slide 14 - Quiz
Welk woord krijgt geen hoofdletter midden in een zin?
A
de lente
B
fransman
C
sinterklaas
D
valentijnsdag
Slide 15 - Quiz
Zet op de juiste plek hoofdletters:
"Ken jij mevrouw van der laar?"
A
mevrouw Van der Laar
B
Mevrouw van der Laar
C
mevrouw Van Der Laar
D
Mevrouw Van Der Laar
Slide 16 - Quiz
istanbul
unicef
de amerikanen
het noorden
het offerfeest
boeddhisme
zaterdag
Met hoofdletter
Zonder hoofdletter
Slide 17 - Drag question
Woordsoorten
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Werkwoord
Voorzetsel
Slide 18 - Slide
De, het en een noemen we:
Slide 19 - Open question
Als ik ga tennissen neem ik altijd mijn sporttas mee.
Wat is het zelfstandig naamwoord in deze zin?
Slide 20 - Open question
Het zelfstandig naamwoord
Mensen, dieren of dingen. Je kunt er altijd een lidwoord voor zetten, ook al staat die niet altijd in de zin.
Slide 21 - Slide
Wat is het bijvoeglijk naamwoord in deze zin:
Jan heeft een dure jas gekocht.
A
Jan
B
heeft gekocht
C
dure
D
jas
Slide 22 - Quiz
Het bijvoeglijk naamwoord
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
De jas kan duur zijn, maar ook mooi of lelijk, rood, blauw, lang, kort enzovoorts.
Slide 23 - Slide
Werkwoorden die met sporten te maken hebben..
Slide 24 - Mind map
Het werkwoord
Wat iets of iemand aan het doen is. Het zegt dus iets over wat er gebeurt.
Ik
voetbal
ieder weekend.
Wij
eten
op vrijdag altijd friet.
Slide 25 - Slide
Het voorzetsel
Een kort woordje in een zin, wat vaak een
plaats
aangeeft of iets zegt over de
tijd
.
Slide 26 - Slide
Voorzetsels.. denk aan 'de kast'
Slide 27 - Mind map
OPDRACHTEN Nederlands
1. Boek Nederlands
Thema 1 SPORT
Hoofdstuk 1 Belangrijke woorden: opdracht 1 t/m 4 - bladzijde 12 - 17)
Inleverdatum: vrijdag 15 januari (we bespreken de antwoorden tijdens de online les)
2. Studiemeter
VIA Vervolg - Thema 1 Sport
* belangrijke woorden
* spelling & grammatica
* lezen
* luisteren
Klaar? oefentoets + eindtoets
Slide 28 - Slide
Waar ben je deze week trots op?
Slide 29 - Slide
Goed gewerkt!
Succes met de opdrachten!
Hulp nodig?
stel een vraag.
Slide 30 - Slide
Lezen
De onderdelen van een tekst.
De indeling van een tekst.
Slide 31 - Slide
De titel van een tekst...
A
Is om de tekst op te laten vallen.
B
Vertelt in het kort waar de tekst over gaat.
C
Vertelt iets over de inhoud van de alinea.
D
Alle antwoorden zijn goed.
Slide 32 - Quiz
Wie de tekst geschreven heeft of waar de tekst vandaan komt noemen we 'de.....'
Slide 33 - Open question
Een korte zin of een woord bij een afbeelding is 'een....'
Slide 34 - Open question
Inleiding
Middenstuk
Slot
Hier staat de belangrijkste informatie van een tekst.
Het einde van een tekst.
Vertelt kort waar de tekst over gaat.
Slide 35 - Drag question
- ik ken de verschillende onderdelen van thema 1 en kan 6 van de 10 vragen van dit hoofdstuk juist beantwoorden.
0
100
Slide 36 - Poll
More lessons like this
Thema 1 sport
September 2021
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3,4
Thema 1 sport
8 days ago
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3,4
Vrijdag Nederlands Thema 1 sport
January 2021
- Lesson with
46 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4
Thema 1 sport
September 2024
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3,4
Thema 1 sport
6 days ago
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3,4
Thema 1 sport
August 2023
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3
TB bijvoeglijke naamwoorden - zelfstandige naamwoorden - lidwoorden
February 2023
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Lager onderwijs
Deviant Starttaal Vooraf Op weg naar 1F Thema 1 Hoofdstuk 4
September 2024
- Lesson with
37 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1