What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
5 feb Herhalingsles: 1e, 3e, 4e naamval der groep
Naamvallen
1 / 26
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 2,3
This lesson contains
26 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Naamvallen
Slide 1 - Slide
Heute
Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
Slide 2 - Slide
Der Gruppe in zinnen
Slide 3 - Slide
Je ontleed de zin naar onderwerp, meewerkend voorwerp en lijdend voorwerp
onderwerp: 1e naamval
meewerkend voorwerp: 3e naamval
lijdend voorwerp: 4e naamval
Slide 4 - Slide
Ontleden (net als in het Nederlands)
3e naamval ➔ meewerkend voorwerp
vraag: “aan wie/ voor wie” ? = meewerkend voorwerp
Ik
heb
voor
mijn moeder
een krant
gekocht
Slide 5 - Slide
Ontleden (net als in het Nederlands)
Der Mann
hat
seiner Frau
einen Liebesbrief
geschrieben.
[
onderwerp
] [
meew. vw
] [
lijdend vw
]
1e 3e 4e
Slide 6 - Slide
Welke naamval hoort bij het onderwerp?
A
1e naamval
B
2e naamval
C
3e naamval
D
4e naamval
Slide 7 - Quiz
Welke naamval hoort bij het lijdend voorwerp?
A
1e naamval
B
2e naamval
C
3e naamval
D
4e naamval
Slide 8 - Quiz
Welke naamval hoort bij het meewerkend voorwerp?
A
1e naamval
B
2e naamval
C
3e naamval
D
4e naamval
Slide 9 - Quiz
Hoe vind je het onderwerp in een zin?
A
zin vragend maken
B
HIJ, wie / wat + gezegde
C
HEM, wie / wat + onderwerp + gezegde
D
AAN/VOOR HEM, aan wie / voor wie
Slide 10 - Quiz
Hoe vind je het meewerkend voorwerp in een zin?
A
zin vragend maken
B
HIJ, wie / wat + gezegde
C
HEM, wie / wat + onderwerp + gezegde
D
AAN/VOOR HEM, aan wie / voor wie
Slide 11 - Quiz
Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin?
A
zin vragend maken
B
HIJ, wie / wat + gezegde
C
HEM, wie / wat + onderwerp + gezegde
D
AAN/VOOR HEM, aan wie / voor wie
Slide 12 - Quiz
Üben
Slide 13 - Slide
Quiz
Bepaal welk lidwoord/voornaamwoord je moet inzetten. Let hierbij goed op het geslacht.
Slide 14 - Slide
Sie können (de) Arzthelfer (m) Ihr Rezept geben.
A
dem
B
der
C
dir
D
den
Slide 15 - Quiz
Ich habe ein.... Geschenk (o) gekauft.
A
eine
B
ein
C
einem
D
einen
Slide 16 - Quiz
(Zijn) Geld (o) liegt auf dem Tisch.
A
Sein
B
Seine
C
Seines
D
Seiner
Slide 17 - Quiz
Johann ist d___ Bruder von Jan.
A
den
B
der
C
die
D
das
Slide 18 - Quiz
Uitdagende vraag:
Melina hat (haar) .......... Friseur (m) zu viel bezahlt.
A
ihre
B
ihrem
C
seinem
D
seiner
Slide 19 - Quiz
Offene Fragen
Noteer het woord uit der-groep of ein-groep in de juist naamvalsvorm.
Slide 20 - Slide
Ich habe d.... Großmutter im Krankenhaus besucht.
Slide 21 - Open question
Du sollst sofort d..... Direktorin anrufen.
Slide 22 - Open question
Wir machen Ihnen ein.... Vorschlag (m).
Slide 23 - Open question
Mutti bringt d.... kranke Kind ins Bett.
Slide 24 - Open question
Evaluatie:
Wat ging er goed?
Slide 25 - Open question
Reflectie:
Waar heb je nog moeite mee en hoe ga je jezelf daarin trainen?
Slide 26 - Open question
More lessons like this
2B Bijles 26-05 Herhalingsles: 1e, 3e, 4e naamval der-/ein-groep
May 2021
- Lesson with
30 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 2,3
Herhaling naamvallen 2e klas
November 2023
- Lesson with
30 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 2,3
Kapitel 4 - Lektion 1 voorzetsels 4e naamval + herhaling ein-/der-Gruppe
August 2021
- Lesson with
16 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Ontleden en naamvallen
November 2023
- Lesson with
32 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2,3
1e 3e 4e nv ontleden 3tl/4tl
January 2024
- Lesson with
28 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 4
1e 3e 4e nv ontleden 3tl/4tl
November 2022
- Lesson with
33 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 4
Naamvallen: ontleden
September 2024
- Lesson with
21 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2,3
NK, Kapitel 2, les 8, week 44
October 2024
- Lesson with
26 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1,2