H8.4 Rendement en capaciteit

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 4

1 Als twee koperdraden waar spanning op staat elkaar raken, ontstaat kortsluiting.

1. waar
2. niet waar

2 Met een droge huid heb je een kleine lichaamsweerstand.

1. waar
2. niet waar

3 Een eenheid van capaciteit is ampère-uur (Ah).

1. waar
2. niet waar

bereken de capaciteit van een accu die 5 uur lang 9 A kan leveren

4 Bij een apparaat met dubbele isolatie kan er nooit spanning op de buitenkant staan.

1. waar
2. niet waar

5 Een apparaat met een rendement van 20% heeft een energieverlies van 80%.

1. waar
2. niet waar

6 Vermogen is het energieverbruik per seconde.

1. waar
2. niet waar

7 Een aardlekschakelaar schakelt uit bij overbelasting.

1. waar
2. niet waar

8 Een hoofdzekering mag je zelf vervangen als het draadje is doorgebrand.

1. waar
2. niet waar

9 Als de stroom kleiner wordt en de spanning gelijk blijft, wordt het vermogen groter.

1. waar
2. niet waar

Als de stroom kleiner wordt en de spanning gelijk blijft, wordt het vermogen NIET groter. LEG UIT

10 Een batterij met een capaciteit van 2400 mAh kan 12 uur lang een stroom leveren van 200 mA.

1. waar
2. niet waar

leg uit:
Een batterij met een capaciteit van 2400 mAh kan 12 uur lang een stroom leveren van 200 mA.

11 Een fasedraad heeft een blauwe kleur.

1. waar
2. niet waar

12 De aardlekschakelaar schakelt uit als er minder stroom door de nuldraad loopt dan door de fasedraad.

1. waar
2. niet waar

13 De min van de accu wordt aangesloten op de kunststof van de auto.

1. waar
2. niet waar

14 Een relais is aangesloten in minstens twee stroomkringen.

1. waar
2. niet waa

15 De startmotor van een auto krijgt zijn energie van de dynamo.

1. waar
2. niet waar

16 Een transistor heeft een maakcontact en een verbreekcontact.

1. waar
2. niet waar

17 Een relais kan worden gebruikt om de deur van een flatgebouw op afstand te openen.

1. waar
2. niet waar

17 Een relais kan worden gebruikt om de deur van een flatgebouw op afstand te openen.

Bij voorbeeld door gebruik te maken van een bewegingsmelder die de stroomkring sluit.

18 Hoe meer stroom een apparaat gebruikt, hoe lager de energiekosten zijn.

1. waar
2. niet waar

19 Bij een scooter wordt het metalen frame gebruikt als massa voor de elektriciteit.

1. waar
2. niet waar

20 Een hr-ketel (hoogrendementsketel) heeft een rendement van ongeveer 90%.

1. waar
2. niet waar

1 Welke elektrische beveiliging heeft dit nachtlampje volgens het typeplaatje

1. aardlekschakelaar
2. dubbele isolatie
3. randaarde
4. groepszekering

2 Lars stelt de spanningsbron in op 6,0 V. Door de schakeling loopt dan een stroom van 20 mA.
Hoe groot is het vermogen dat de spanningsbron levert?

1. 0,12 W
2. 3,3 W
3. 120 W
4. 330 W

Vermogen = spanning x stroomsterkte

= 0,2 x 6

=1,20 W