H1.4

Welkom
3 MAVO ||  2020-2021


Hoofdstuk 1
Hoe groot is jouw welvaart


1 / 27
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom
3 MAVO ||  2020-2021


Hoofdstuk 1
Hoe groot is jouw welvaart


Slide 1 - Slide

Programma
  • Nakijken
  • Lesdoelen
  • Theorie
  • Aan de slag
  • Evaluatie

Slide 2 - Slide

Nakijken 1.3

Slide 3 - Slide

Noem 3 soorten van inkomens.

Slide 4 - Open question

Soorten inkomens
  • Inkomen uit arbeid -> tegenprestatie
  • Inkomen uit bezit -> bezit genereert geld
  • Overdrachtsinkomen -> geen tegenprestatie

Slide 5 - Slide

Het Nibud adviseert om je uitgaven in te delen in:
(tip 3 soorten)

Slide 6 - Open question

Soorten uitgaven
  • Huishoudelijke uitgaven -> elke dag van toepassing -> variabel
  • Vaste lasten -> elke maand terugkerende kosten -> vast bedrag per maand
  • Incidentele uitgaven -> komen niet vaak voor -> koelkast, telefoon etc. 








Slide 7 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les...
  • weet je wat koopkracht is en waardoor je koopkracht verandert;
  • weet je wat inflatie is en wat de gevolgen er van zijn;
  • kan je met indexcijfers rekenen. 

Slide 8 - Slide



Je hebt €20 en een chocoladereep kost €2. 


Hoeveel kan je er kopen?
2019
2020

Slide 9 - Slide



Je hebt €20 en een chocoladereep kost €2. 


Hoeveel kan je er kopen?


Je inkomen stijgt naar €22,50, maar een chocolade reep wordt ook duurder: €2,50

Hoeveel kan je er nu nog kopen?

2019
2020

Slide 10 - Slide



Je hebt €20 en een chocoladereep kost €2. 


Hoeveel kan je er kopen?


Je inkomen stijgt naar €22,50, maar een chocolade reep wordt ook duurder: €2,50

Hoeveel kan je er nu nog kopen?

2019
2020
Je koopkracht is gedaald.

Slide 11 - Slide

% verandering
10 repen -> 9 repen

Verschil / oud x 100 = 

Slide 12 - Slide

10 repen -> 9 repen
Bereken de % verandering

Slide 13 - Open question

Je inkomen stijgt met 1,5% en de prijzen stijgen met 2%.
De koopkracht
A
Stijgt
B
Daalt

Slide 14 - Quiz

Je inkomen blijft gelijk en de prijzen stijgen met 1,5%.
De koopkracht
A
Stijgt
B
Daalt

Slide 15 - Quiz

Je inkomen daalt met 1% en de prijzen blijven gelijk.
De koopkracht
A
Stijgt
B
Daalt

Slide 16 - Quiz

Je inkomen daalt met 0,5% en de prijzen dalen met 1%.
De koopkracht
A
Stijgt
B
Daalt

Slide 17 - Quiz

Inflatie 
Als je prijzen sneller stijgen/dalen dan je inkomen stijgt/daalt, daalt je koopkracht en  vice versa.

Inflatie: stijging van de prijzen -> gevolg: geld wordt minder waard

Slide 18 - Slide

Wat betekent dan deflatie?

Slide 19 - Open question

Rekenen met indexcijfers
Koopkracht hangt af van verandering van lonen en prijzen. 

Veranderingen kan je makkelijk vergelijken met indexcijfers. 

Indexcijfer: procentuele verandering tenopzichte van het basisjaar. 

Slide 20 - Slide

Indexcijfers
Jaar
Indexcijfer lonen
Indexcijfer prijzen
2010 (basisjaar)
100
100
2011
103
101
2012
105
103
2013
106
106
2014
106
108
2015
108
107

Slide 21 - Slide

Rekenen met indexcijfers
In het basisjaar was de prijs van een liter benzine €1,71. 
Drie jaar later was de prijs €1,84. 

Indexcijfer = nieuw getal / getal basisjaarx 100

Slide 22 - Slide

In het basisjaar was de prijs van een liter benzine €1,71. Drie jaar later was de prijs €1,84. Bereken het indexcijfer

Slide 23 - Open question

Aan de slag
Maken H1.4
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Samenvatting
Niet af? Huiswerk!
Tot 5 minuten voor tijd

Slide 24 - Slide

Je inkomen daalt met 1% en de prijzen stijgen met 1,5%.
De koopkracht
A
Stijgt
B
Daalt
C
Blijft gelijk

Slide 25 - Quiz

Je inkomen stijgt met 1% en de prijzen stijgen met 1%.
De koopkracht
A
Stijgt
B
Daalt
C
Blijft gelijk

Slide 26 - Quiz

Je baas is tevreden en je krijgt opslag. In plaats van €2.000 per maand krijg je nu €2.050 per maand. Bereken het indexcijfer van je nieuwe loon.

Slide 27 - Open question