Hoofdstuk 1.4 - leerjaar 3

Welkom

3 VMBO || 2024 - 2025
Hoofdstuk 1 - Hoe welvarend ben jij?

1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom

3 VMBO || 2024 - 2025
Hoofdstuk 1 - Hoe welvarend ben jij?

Slide 1 - Slide

Programma
  • Lesdoelen
  • Theorie
  • Aan de slag
  • Evaluatie

Slide 2 - Slide



Nakijken 1.3

Slide 3 - Slide

Noem 3 soorten van inkomens

Slide 4 - Open question

Soorten inkomens
  • Inkomen uit arbeid -> tegenprestatie
  • Inkomen uit bezit -> bezit genereert geld
  • Overdrachtsinkomen -> geen tegenprestatie

Slide 5 - Slide

Het Nibud adviseert om je uitgaven in te delen in:
(tip 3 soorten)

Slide 6 - Open question

Soorten uitgaven
  • Huishoudelijke uitgaven -> elke dag van toepassing -> variabel
  • Vaste lasten -> elke maand terugkerende kosten -> vast bedrag per maand
  • Incidentele uitgaven -> komen niet vaak voor -> koelkast, telefoon etc. 

Slide 7 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les...
  • Weet je wat koopkracht is en waardoor je koopkracht verandert;
  • Weet je wat inflatie is en wat de gevolgen er van zijn;
  • Kan je met indexcijfers rekenen. 

Slide 8 - Slide

2019
2020

Je hebt €20 en een chocoladereep kost €2.

Hoeveel kan je er kopen?

Slide 9 - Slide

2019
2020

Je hebt €20 en een chocoladereep kost €2.

Hoeveel kan je er kopen?
Je inkomen stijgt naar €22,50, maar een chocolade reep wordt ook duurder: €2,50


Hoeveel kan je er nu nog kopen?

Slide 10 - Slide

2019
2020

Je hebt €20 en een chocoladereep kost €2.

Hoeveel kan je er kopen?
Je inkomen stijgt naar €22,50, maar een chocolade reep wordt ook duurder: €2,50


Hoeveel kan je er nu nog kopen?

Je koopkracht is gedaald

Slide 11 - Slide

% verandering
10 repen -> 9 repen


nieuw-oud / oud x 100 =

of

verschil / oud x 100 =


Slide 12 - Slide

10 repen -> 9 repen
Bereken de % verandering

Slide 13 - Open question

Je inkomen stijgt met 1,5% en de prijzen stijgen met 2%.
De koopkracht
A
Stijgt
B
Daalt

Slide 14 - Quiz

Je inkomen blijft gelijk en de prijzen stijgen met 1,5%.
De koopkracht
A
Stijgt
B
Daalt

Slide 15 - Quiz

Je inkomen daalt met 1% en de prijzen blijven gelijk.
De koopkracht
A
Stijgt
B
Daalt

Slide 16 - Quiz

Inflatie
Als je prijzen sneller stijgen/dalen dan je inkomen stijgt/daalt, daalt je koopkracht en vice versa.


Inflatie: stijging van de prijzen -> gevolg: geld wordt minder waard

Slide 17 - Slide

Wat betekent dan deflatie?

Slide 18 - Open question

Rekenen met indexcijfers
Koopkracht hangt af van verandering van lonen en prijzen.


Veranderingen kan je makkelijk vergelijken met indexcijfers.

Indexcijfer: procentuele verandering tenopzichte van het basisjaar. 

Slide 19 - Slide

Indexcijfers
Jaar
Indexcijfer lonen
Indexcijfer prijzen
2010 (basisjaar)
100
100
2011
103
101
2012
105
103
2013
106
106
2014
106
108
2015
108
107

Slide 20 - Slide

Rekenen met indexcijfers
In het basisjaar was de prijs van een liter benzine €1,71.
Drie jaar later was de prijs €1,84.

Indexcijfer = nieuw getal / getal basisjaar x 100

Slide 21 - Slide

In het basisjaar was de prijs van een liter benzine €1,71. Drie jaar later was de prijs €1,84. Bereken het indexcijfer

Slide 22 - Open question

Aan de slag
Maken H1.4
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Samenvatting
Niet af? Huiswerk!
Tot 5 minuten voor tijd

Slide 23 - Slide