Thema 1 Leren onderzoeken 3: biologisch onderzoek

biologisch onderzoek
1 / 35
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

biologisch onderzoek

Slide 1 - Slide

De stappen: 
  • Probleemstelling
  • Onderzoeksvraag
  • Verwachting/hypothese
  • Werkplan
  • Uitvoeren, waarnemen
  • Conclusie 

Slide 2 - Slide

Probleemstelling
Onderzoek begint met een vraag 


Slide 3 - Slide

Probleemstelling

Welk invloed heeft licht op de groei van planten?

Slide 4 - Slide

Onderzoeksvraag
Duidelijk en specifiek 

Worden kiemplantjes die ik in het licht wegzet, na een paar dagen langer dan kiemplantjes die ik in het donker wegzet?

en niet: "Welke invloed heeft licht op de lengte van planten?"

Slide 5 - Slide

Wat wil ik onderzoeken?

Onderzoeksvraag

Zijn kiemplantjes die ik in het licht wegzet, na een paar dagen langer dan kiemplantjes die ik in het donker wegzet?

Slide 6 - Slide

Verwachting/hypothese 
Wat denk jij dat het antwoord is op de vraag? 

Slide 7 - Slide

Verwachting of hypothese
ik denk dat kiemplantjes die ik in het licht wegzet,  na een paar dagen langer zijn dan kiemplantjes die ik in het donker wegzet

Slide 8 - Slide

Werkplan
Je schrijft op wat je gaat doen.
Wat de benodigdheden zijn (als een recept opschrijven)
 Hoe je gaat waarnemen.
En wat ga je met de waarnemingen doen.

Slide 9 - Slide

Werkplan
Benodigdheden:
- 2 x 20 zaadjes
- 2 schoteltjes   etc

Werkplan:
Ik doe 20 zaadjes op een schoteltje en 20 andere zaadjes op een ander schoteltje. Het ene schoteltje zet ik in de kast en etc etc

Na 15 dagen ga ik bekijken of er verschil in groei is....

Slide 10 - Slide

Belangrijk: 
Proefgroep en controle groep

Proefgroep: 1 factor is anders, dat is wat je gaat onderzoeken
Controlegroep: gebeurt niets mee
En altijd meerdere organisme gebruiken

Slide 11 - Slide

De proefgroep
Dat is de groep die jij graag wilt onderzoeken.

Dus de kiemplantjes in licht is je proefgroep 

Je wilde kijken wat licht met de groei van een plantje doet.

Slide 12 - Slide

De controlegroep
Deze groep stel je niet bloot aan wat  je wilt onderzoeken.

Je gebruikt dus GEEN licht 

Slide 13 - Slide

Wat neem ik waar?

Waarnemingen verzamelen

dat worden
jouw resultaten!

Slide 14 - Slide

bijvoorbeeld zo 
of elke dag een foto van beide groepen

Slide 15 - Slide

Resultaten
De waarnemingen geef je weer in een schema of grafiek.

Dat zijn dan de resultaten.

Slide 16 - Slide

Resultaten
Verzamel de resultaten.
Meet iedere dag hoe groot de tuinkers is. Zet de gegevens in een tabel. Daarna maak je hier een grafiek van.

Slide 17 - Slide

Conclusie
Klopte je verwachting? 

Wat is het eindresultaat van je onderzoek
Je vergelijkt de proefgroep en controlegroep

Slide 18 - Slide

Welke conclusie kan ik trekken?

Resultaten vergeleken
dan heb je
jouw conclusie!

Je geeft antwoord op je onderzoeksvraag.

Slide 19 - Slide

Het onderzoek evalueren

resultaten  hoeven niet overeen te komen met je  verwachting/hypothese.

Dus conlusie.... 


Slide 20 - Slide

In welke volgorde doe je biologisch onderzoek?
Probleemstelling
Onderzoeksvraag
Verwachting
Werkplan
Resultaten
Conclusie

Slide 21 - Drag question

Een juiste onderzoeksvraag is?
A
of de plantjes met plantenvoeding harder groeien
B
Groeien plantjes die water met plantenvoeding krijgen harder dan plantjes die alleen water krijgen
C
je wil weten of plantjes met plantenvoeding harder groeien dan zonder plantenvoeding
D
plantjes met plantenvoeding groeien harder

Slide 22 - Quiz

Wat gebeurt er met de controle groep?
A
Die plantjes krijgen plantenvoeding
B
Die plantjes krijgen geen plantenvoeding

Slide 23 - Quiz

Wat gebeurt er met de proef groep?
A
Die plantjes krijgen plantenvoeding
B
Die plantjes krijgen geen plantenvoeding

Slide 24 - Quiz

De vraag waarmee je een onderzoek start noemen we een...
A
conclusie
B
werkplan
C
probleemstelling
D
onderzoeksvraag

Slide 25 - Quiz

Wat is bij deze tabel de juiste conclusie?
A
Stroopwafels is het meeste.
B
Stroopwafels zijn favoriet.
C
Stroopwafels worden het vaakst gegeten.
D
Onder leerlingen worden stroopwafels het vaakst gegeten.

Slide 26 - Quiz

Een hypothese is?
A
De resultaten van een onderzoek
B
De verwachte resultaten van een onderzoek
C
De uitvoeringsmethode van het onderzoek
D
De conclusie van de resultaten

Slide 27 - Quiz

Zet de 4 onderdelen van onderzoek in de juiste volgorde.
1=resultaten
2=werkwijze
3=conclusie
4=onderzoeksvraag
A
1-2-3-4
B
4-1-2-3
C
4-2-1-3
D
2-4-1-3

Slide 28 - Quiz

Welke letter is de juiste conclusie?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 29 - Quiz

Welke letter is de juiste probleemstelling
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 30 - Quiz

Welke letter is de juiste onderzoeksvraag?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 31 - Quiz

Het antwoord dat je denkt te krijgen op de onderzoeksvraag.
A
conclusie
B
werkplan
C
probleemstelling
D
hypothese

Slide 32 - Quiz

Hierin staat beschreven welke proef je bij het onderzoek wilt uitvoeren en hoe je dat gaat doen.
A
conclusie
B
werkplan
C
probleemstelling
D
hypothese

Slide 33 - Quiz

Hoeveel proefpersonen heb je nodig voor een biologisch onderzoek?
A
In de proefgroep 1, In de controle groep 1
B
In de proefgroep 10, In de controle groep 15
C
In de proefgroep 30, In de controle groep 30
D
Dat hangt van het onderzoek af

Slide 34 - Quiz

biologisch onderzoek

Slide 35 - Slide