bs 8 biologisch onderzoek

BS 7 - BIOLOGISCH ONDERZOEK
blz. 23 t/m 25
1 / 43
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

BS 7 - BIOLOGISCH ONDERZOEK
blz. 23 t/m 25

Slide 1 - Slide

Uit welke 6 stappen bestaat een biologisch onderzoek?

Slide 2 - Open question

Onderzoek bestaat uit de volgende 6 stappen:
  1. Probleemstelling
  2. Onderzoeksvraag
  3. Veronderstelling (Hypothese)
  4. Werkplan
  5. Het onderzoek uitvoeren en resultaten verzamele/uitwerken.
  6. Conclusie trekken

Slide 3 - Slide

De stappen: 
  • Probleemstelling
  • Onderzoeksvraag
  • Verwachting/hypothese
  • Werkplan
  • Uitvoeren, waarnemen
  • Conclusie 

Slide 4 - Slide

Probleemstelling
Onderzoek begint met een vraag 


Slide 5 - Slide

Probleemstelling

Welk invloed heeft licht op de groei van planten?

Slide 6 - Slide

Onderzoeksvraag
Duidelijk en specifiek 

Worden kiemplantjes die ik in het licht wegzet, na een paar dagen langer dan kiemplantjes die ik in het donker wegzet?

en niet: "Welke invloed heeft licht op de lengte van planten?"

Slide 7 - Slide

Wat wil ik onderzoeken?

Onderzoeksvraag

Zijn kiemplantjes die ik in het licht wegzet, na een paar dagen langer dan kiemplantjes die ik in het donker wegzet?

Slide 8 - Slide

Verwachting/hypothese 
Wat denk jij dat het antwoord is op de vraag? 

Slide 9 - Slide

Verwachting of hypothese
Als de kiemplantjes in het licht worden geplaatst, dan zijn de kiemplantjes na een paar dagen langer dan die in het donker zijn geplaatst.

Slide 10 - Slide

Werkplan
Je schrijft op wat je gaat doen.
Wat de benodigdheden zijn (als een recept opschrijven)
 Hoe je gaat waarnemen.
En wat ga je met de waarnemingen doen.

Slide 11 - Slide

Werkplan
Benodigdheden:
- 2 x 20 zaadjes
- 2 schoteltjes   etc

Werkplan:
Ik doe 20 zaadjes op een schoteltje en 20 andere zaadjes op een ander schoteltje. Het ene schoteltje zet ik in de kast en etc etc

Na 15 dagen ga ik bekijken of er verschil in groei is....

Slide 12 - Slide

Belangrijk: 
Proefgroep en controle groep

Proefgroep: 1 factor is anders, dat is wat je gaat onderzoeken
Controlegroep: gebeurt niets mee
En altijd meerdere organisme gebruiken

Slide 13 - Slide

De proefgroep
Dat is de groep die jij graag wilt onderzoeken.

Dus de kiemplantjes in licht is je proefgroep 

Je wilde kijken wat licht met de groei van een plantje doet.

Slide 14 - Slide

De controlegroep
Deze groep stel je niet bloot aan wat  je wilt onderzoeken.

Je gebruikt dus GEEN licht 

Slide 15 - Slide

Wat neem ik waar?

Waarnemingen verzamelen

dat worden
jouw resultaten!

Slide 16 - Slide

bijvoorbeeld zo 
of elke dag een foto van beide groepen

Slide 17 - Slide

Resultaten
De waarnemingen geef je weer in een schema of grafiek.

Dat zijn dan de resultaten.

Slide 18 - Slide

Resultaten
Verzamel de resultaten.
Meet iedere dag hoe groot de tuinkers is. Zet de gegevens in een tabel. Daarna maak je hier een grafiek van.

Slide 19 - Slide

Conclusie
Klopte je verwachting? 

Wat is het eindresultaat van je onderzoek
Je vergelijkt de proefgroep en controlegroep

Slide 20 - Slide

Welke conclusie kan ik trekken?

Resultaten vergeleken
dan heb je
jouw conclusie!

Je geeft antwoord op je onderzoeksvraag.

Slide 21 - Slide

Onderzoeksvraag:
Worden kiemplantjes die ik in het licht weg zet, na een paar dagen langer dan kiemplantjes die ik in het donker wegzet?

Conclusie
Kiemplantjes die ik in het licht weg zet, zijn minder lang dan de kiemplantjes in het donker.
Mijn hypothes klopte niet

Slide 22 - Slide

Het onderzoek evalueren

- Wat had je anders kunnen doen?

- Wat zou een nieuwe onderzoeksvraag kunnen zijn? 

Slide 23 - Slide

In welke volgorde doe je biologisch onderzoek?
Probleemstelling
Onderzoeksvraag
Verwachting
Werkplan
Resultaten
Conclusie

Slide 24 - Drag question

Een juiste onderzoeksvraag is?
A
of de plantjes met plantenvoeding harder groeien
B
Groeien plantjes die water met plantenvoeding krijgen harder dan plantjes die alleen water krijgen
C
je wil weten of plantjes met plantenvoeding harder groeien dan zonder plantenvoeding
D
plantjes met plantenvoeding groeien harder

Slide 25 - Quiz

Wat gebeurt er met de controle groep?

(Je wilt weten of plantjes met voeding harder groeien)
A
Die plantjes krijgen plantenvoeding
B
Die plantjes krijgen geen plantenvoeding

Slide 26 - Quiz

Wat gebeurt er met de proef groep?
A
Die plantjes krijgen plantenvoeding
B
Die plantjes krijgen geen plantenvoeding

Slide 27 - Quiz

De algemene vraag waarmee je een onderzoek start noemen we een...
A
conclusie
B
werkplan
C
probleemstelling
D
onderzoeksvraag

Slide 28 - Quiz

Een hypothese is?
A
De resultaten van een onderzoek
B
De verwachte resultaten van een onderzoek
C
De uitvoeringsmethode van het onderzoek
D
De conclusie van de resultaten

Slide 29 - Quiz

Zet de 4 onderdelen van onderzoek in de juiste volgorde.
1=resultaten
2=werkwijze
3=conclusie
4=onderzoeksvraag
A
1-2-3-4
B
4-1-2-3
C
4-2-1-3
D
2-4-1-3

Slide 30 - Quiz

Het antwoord dat je denkt te krijgen op de onderzoeksvraag.
A
conclusie
B
werkplan
C
probleemstelling
D
hypothese

Slide 31 - Quiz

Hierin staat beschreven welke proef je bij het onderzoek wilt uitvoeren en hoe je dat gaat doen.
A
conclusie
B
werkplan
C
probleemstelling
D
hypothese

Slide 32 - Quiz

Hoeveel organismen heb je nodig voor een biologisch onderzoek?
A
In de proefgroep 1, In de controle groep 1
B
In de proefgroep 10, In de controle groep 15
C
In de proefgroep 30, In de controle groep 30

Slide 33 - Quiz

De vraag waarmee je een onderzoek start noemen we een...
A
conclusie
B
werkplan
C
probleemstelling
D
onderzoeksvraag

Slide 34 - Quiz

Het antwoord dat je denkt te krijgen op de onderzoeksvraag.
A
conclusie
B
werkplan
C
probleemstelling
D
hypothese

Slide 35 - Quiz

Hierin staat beschreven welke proef je bij het onderzoek wilt uitvoeren en hoe je dat gaat doen.
A
conclusie
B
werkplan
C
probleemstelling
D
hypothese

Slide 36 - Quiz

Lees de volgende tekst.

Slide 37 - Slide


Bij een onderzoek naar de invloed van nicotine (schadelijke stof in tabaksrook) wordt gebruik gemaakt van ratten. De proefgroep bestaat uit 20 ratten. Deze ratten worden elk etmaal (24 uur) ingespoten met 10 ml gedestilleerd water waarin nicotine is opgelost. De ratten zitten in een ruimte waarin de temperatuur 20 graden Celsius is en krijgen voldoende voer. 

Slide 38 - Slide

Uit hoeveel ratten moet de controlegroep bestaan?

Slide 39 - Open question

Moeten de ratten van de controlegroep ook worden ingespoten? Zo ja, waarmee?

Slide 40 - Open question

Wat moet de temperatuur zijn van de ruimte waarin de ratten van de controlegroep worden gehouden?

Slide 41 - Open question

Welke factor wordt er onderzocht tijdens het onderzoek van deze ratten?

Slide 42 - Open question

HUISWERK
Zorg er voor dat het volgende af is in het digitale boek:
bs 5 - opdr. 17 + 18
bs 6 - opdr. 19 t/m 21
bs 7 - opdr. 22 t/m 25 (opdr. 26 niet!)

Slide 43 - Slide