Spelling 4.9

Spelling
paragraaf 4.9
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Spelling
paragraaf 4.9

Slide 1 - Slide

Vorige les
  • Sterke en zwakke werkwoorden
  • Persoonsvorm verleden tijd zwak ('t Kofschip)
  • Meervoud: knieën (klemtoon op -ie)
  • Meervoud: bacteriën (klemtoon niet op -ie)
  • Meervoud: feeën
  • Meervoud: museum / musea / museums
  • Meervoud: technicus / technici

Slide 2 - Slide

Meervoud van melodie
A
melodiën
B
melodies
C
melodici
D
melodieën

Slide 3 - Quiz

Meervoud van kolonie
A
koloniën
B
kolonies
C
kolonieën
D
kolonia

Slide 4 - Quiz

Kees en Emma (verhuizen) in hun leven al 16 keer.
A
verhuisten
B
verhuiste
C
verhuisden
D
verhuisde

Slide 5 - Quiz

Voltooid deelwoord (zwak)
  • Gaat bijna altijd samen met: hebben, zijn of worden
  • Begint meestal met: ge-, be-, her-, ver-, er- of -ont
  • Om te bepalen of je een -t of -d schrijft gebruik je 't Kofschip

Slide 6 - Slide

Verkleinwoorden
  • Meestal maak je een verkleinwoord door -tje of -je achter het woord te zetten: dansje / vakantietje.
  • Soms gebruik je -pje of -kje: boompje / woninkje.
  • Soms krijg je een extra klinker: opaatje / autootje.
  • Bij woorden die eindigen op -y gebruik je -'tje: hobby'tje.
  • Let op! Je schrijft wel: cowboytje
  • Sommige woorden wijken af: brilletje / blaadje / tekeningetje

Slide 7 - Slide

Welk lidwoord gebruik je voor verkleinwoorden?

Slide 8 - Open question

Wat is het verkleinwoord van paraplu?

Slide 9 - Open question

Wat is het meervoud van films?

Slide 10 - Open question

Wat is het verkleinwoord van verdunning?

Slide 11 - Open question

Wat is het verkleinwoord van hertogin?

Slide 12 - Open question

Wat is het verkleinwoord van wandelpad?

Slide 13 - Open question

Wat is het verkleinwoord van puppy?

Slide 14 - Open question

Aan de slag!
  • Nakijken par. 3.9 (zie mail)
  • Huiswerk voor dinsdag maken (par. 4.9 opdr. 3/4/6/7/8)

Slide 15 - Slide