week 3 les 1 verwijzen naar persoon en dingen

Samen lezen
timer
5:00
1 / 14
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 14 slides, with text slides.

Items in this lesson

Samen lezen
timer
5:00

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
- leerdoel/ instructie

- zelfstandig werken

- blooket

Slide 2 - Slide

Leerdoel


Je leert verwijzen naar personen en dingen.

Slide 3 - Slide

Instructiefilmpje

Slide 4 - Slide

Verwijswoorden

Een tekst is saai als je steeds hetzelfde woord gebruikt. Je tekst wordt een stuk prettiger om te lezen als je verwijswoorden gebruikt.

Slide 5 - Slide

Bijvoorbeeld: 
  • Meike is blij. Meike heeft mooie sneakers gekocht.

  • beter: Meike is blij. Zij heeft mooie sneakers gekocht.

  • ook goed: Meike is blij, want zij heeft nieuwe sneakers gekocht.

Slide 6 - Slide

Bijvoorbeeld: 
  • Ik verf de deur. De deur was groen. De deur is nu blauw.

  • beter: Ik verf de deur. Hij was groen. Nu is hij blauw.

Slide 7 - Slide

Zo kies je het juiste verwijswoord

Slide 8 - Slide

Even oefenen.....

Slide 9 - Slide

Waarnaar verwijzen de verwijswoorden.
Het was vervelend dat ik in mijn vakantie kiespijn kreeg.

het verwijst naar .................

Slide 10 - Slide

Waarnaar verwijzen de verwijswoorden.

Het eerste elftal behaalde gisteren zijn derde overwinning op een rij.

 zijn verwijst naar ............

Slide 11 - Slide

Waarnaar verwijzen de verwijswoorden.

De toneelvereniging zal haar voorstelling dit jaar in de Poorterij geven.

haar verwijst naar............

Slide 12 - Slide

Waarnaar verwijzen de verwijswoorden.


Die generatie wil dat er meer met haar wensen rekening wordt gehouden.

haar verwijst naar .........

Slide 13 - Slide

Aan de slag op bladzijde 216.
- Maak opdracht 1 t/m 6.

- Kijk je werk na. 

- Klaar? Even lezen, tekenen of extra oefenen online (vraag dit aan mij).

Slide 14 - Slide