File 4 - Practice Test

Welcome in the  class! 
Comics File 4
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1,2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welcome in the  class! 
Comics File 4

Slide 1 - Slide

Even een aantal afspraken:
IN DE KLAS
  • tijdens de start en de uitleg ben je stil.
  • We luisteren naar elkaar.
  • Ipad in je tas. De docent geeft aan wanneer je je Ipad op tafel legt.
  • Telefoon gedurende de hele les in je tas.

ONLINE: 
  • Op tijd in de meet zijn
  • Doe actief mee
  • 2 keer niet antwoorden  = afwezig
  • Huiswerk kun je vinden in de chat en Som, maak dit meteen na de uitleg van de les.

Slide 2 - Slide

Doel:
Oefenen bezit aangeven, plural (meervoud), werkwoorden to be and to have and practice Words and Phrases/Sentences File 4

Slide 3 - Slide

Schrijf deze zin in het Engels:
De laptop van mijn broer.

Slide 4 - Open question

In het Engels:
De auto van mijn ouders.

Slide 5 - Open question

Possession and Genitive
  • Wanneer je een bezit van iemand aangeeft, dan doe je dit met  's!    Jess's parents/ My sister's Ipad.
  • Let op eindigt een woord op een s (meervoud)...dan schrijf je er alleen een komma achter:(meervoud)
    My parents' hous/ Your two sisters' room
  • Wanneer iets onderdeel is van een ding of voorwerp dan gebruik je OF:   The wheel of the car

Slide 6 - Slide

kies de goede vorm van To be:
I..........in London last week
A
am
B
are
C
was
D
were

Slide 7 - Quiz

kies de goede vorm van To be:
He ........the best friend in the world.
A
is
B
are
C
was
D
were

Slide 8 - Quiz

kies de goede vorm van To have:
They.......a great party last night.
A
have
B
has
C
had
D
were

Slide 9 - Quiz

kies de goede vorm van To have:
He ........ a nice scooter. (present)
A
have
B
has
C
had
D
were

Slide 10 - Quiz

To be (t.t)   = ZIJN
  • I am
  • you are
  • he/she/it is
  • we are
  • you are
  • they are
To be (v.t) = was/waren
  • I was
  • you were 
  • he/she/it was
  • we were
  • you were
  • they were

Slide 11 - Slide

To have (t.t)= Hebben
  • I have
  • you have
  • he/she/it has
  • we have
  • you have
  • they have
To have(v.t) = hadden
  • I had
  • you had
  • he/she/it had
  • we had
  • you had
  • they had

Slide 12 - Slide

Practice File 4
  • Choose:
  • Quizlet
  • Color the words
  • Dictation
timer
10:00
Work quiet, please

Slide 13 - Slide

Homework
Do(/finish):

Maak de oefentoets via de Socrative app.
Roomname: WAL9311

Ready: Let me check if you have finished File 4. Then you can do something for yourself.

Slide 14 - Slide