Sprechen
1. Maak een spiekbriefje. Bepaal bij elke persoon:
- welk familielid hij/zij voorstelt
- zijn/haar naam
- zijn/haar leeftijd
2. Werk samen met een klasgenoot aan de volgende opdracht:
Stel om beurten een familielid aan elkaar voor. Gebruik de Sprachmittel. (pagina 50)
Voorbeeld:
Das ist meine Mutter.
Sie heißt Petra.
Sie ist 34 Jahre alt.
Sie ist nett.