Dag 5

• NT2
• ISK

Thema 8: Technologie

Dag 5

Woorden van vandaag:

• rechts
• rechtsaf
• reis
• de smartphone
• de toekomst
• vanaf
• vinden
• vliegen 

34. rechts

• aan de kant van je lichaam waar niet je hart zit
• rechts <--> links
  
  
• zin: De meeste mensen schrijven met rechts. 

35. rechtsaf

• in de richting van rechts gaan
• naar rechts gaan
• rechtsaf <--> linksaf
  
  
• zin: Als u bij het stoplicht rechtsaf gaat, komt u bij de winkels. 

36. de reis (znw)

• als je van de ene plaats naar een andere plaats gaat
  
  
• zin: We maken een reis van Nederland naar Oslo in Noorwegen. 

37. de smartphone (znw)

• een mobiele telefoon met touchscreen.
• zin: Bijna iedereen heeft een smartphone. 

38. de toekomst (znw)

• de tijd die nog moet komen, alles wat nog moet komen
  
  
• zin: Misschien kunnen mensen in de toekomst op vakantie naar de maan. 

39. vanaf

• dit woord gebruik je om te zeggen in welke plaats iets begint, of op welke datum of tijd iets begint
• zin: Vanaf Den Helder is het nog een uur autorijden naar Amsterdam.
• zin: Vanaf zaterdag 23 december hebben jullie kerstvakantie.
  
  
• van boven naar beneden
• zin: Vanaf het dak van de flat kun je de hele stad zien. 

40. vinden (ww)

• een bepaalde mening hebben
• zin: Ik vind zwemmen leuk. 
  
  
• hem of het weer ontdekken
• zin: Ik heb mijn  ring weer gevonden.
  
  
• TT - Ik vind, hij vindt, wij vinden
• VT - ik vond, wij vonden
• VTD - ik heb gevonden
  
  

41. vliegen (ww)

• zich door de lucht verplaatsen
  
  
• TT - ik vlieg, jij vliegt, wij vliegen
• VT - ik vloog, wij vlogen
• VTD - ik heb gevlogen
  
  
• zin: We vliegen volgende week met de KLM naar Japan.

Mijn duim zit ... van mijn wijsvinger aan mijn
linkerhand.

34

Naar rechts gaan is hetzelfde als ...

35

1. recht
2. rechtop
3. rechtdoor
4. rechtsaf

Maak een zin met het woord '(de) reis'.
- gebruik minimaal vier woorden
- denk aan de hoofdletter en punt

36

Welke foto hoort bij '(de) smartphone'?

37

1. 
2. 
3. 
4. 

De toekomst is ...

38

1. het heden
2. niet het verleden
3. de tijd die nog komt
4. het verleden

Maak één zin met het woord 'vanaf'.
- Kies 1 betekenis
- minimaal vier woorden
- let op: hoofdletter en punt, volgorde van de woorden, goede vorm van
het werkwoord.

39

Welke zinnen horen bij de twee betekenissen van het ww 'vinden'?

1. Wat vind jij van zijn nieuwe kapsel?
2. Wij vinden school niet altijd leuk, maar meestal wel.
3. Als je het boek weer vindt, geef je het dan weer terug?
4. Gelukkig, ik heb mijn portemonnee weer gevonden!

40

1. 1. goed 2 . goed 3. fout 4. fout
2. 1 .goed 2. goed 3. goed 4. goed
3. 1. goed 2. fout 3. fout 4. goed
4. 1. fout 2. fout 3. fout 4. fout

41

Ben je weleens ergens
naartoe gevlogen met het vliegtuig?
Nee? Waar zou je dan naartoe willen?