4B: Grammatica: bwb en bvb

Stop je telefoon in de telefoontas (geluid uit/stil), pak je leesboek en ga rustig zitten.
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Stop je telefoon in de telefoontas (geluid uit/stil), pak je leesboek en ga rustig zitten.

Slide 1 - Slide

 Lesprogramma
  • Stillezen
  • Uitleg: bijwoordelijke bepaling & bijvoeglijke bepaling
  • Spel + zelfstandig werken
  • Quiz
  • Evalueren



Slide 2 - Slide



timer
10:00

10 minuten stillezen. 

Slide 3 - Slide

Lesdoel
  • Je kunt de bijwoordelijke bepaling (bwb) in een zin benoemen
  • Je kunt de bijvoeglijke bepaling (bvb) in een zin benoemen

Slide 4 - Slide

Stappenplan zinsdelen
Persoonsvorm (pv): tijdsproef of zin vragend maken
Werkwoordelijk gezegde (wwg): pv + alle werkwoorden in de zin
Onderwerp (ond): wie/wat + wwg
Lijdend voorwerp (lv): wat/wie + wwg + ond
Meewerkend voorwerp (mv): aan/voor wie + wwg + ond + lv


Slide 5 - Slide

Op het station van Zwolle vroeg ik iemand de weg.
Persoonsvorm (pv): tijdsproef of zin vragend maken
Werkwoordelijk gezegde (wwg): pv + alle werkwoorden in de zin
Onderwerp (ond): wie/wat + wwg
Lijdend voorwerp (lv): wat/wie + wwg + ond
Meewerkend voorwerp (mv): aan/voor wie + wwg + ond + lv


Slide 6 - Slide

Bijwoordelijke bepaling (bwb)
  • Geeft antwoord op vragen als: waar, wanneer, waardoor, waarmee, waarnaar, hoe, hoeveel?
  • Een bwb begint vaak met een voorzetsel
  • Blijven vaak als laatste over in de zin (= prullenbakzinsdeel)
  • Niet elke zin heeft een bijwoordelijke bepaling (bwb)



Slide 7 - Slide

Op het station van Zwolle vroeg ik iemand de weg.
pv: vroeg
wwg: vroeg
ond: ik
lv: de weg
bwb: ?

Slide 8 - Slide

Bijvoeglijke bepaling (bvb)
  • Het is geen apart zinsdeel, maar een deel van een ander zinsdeel
  • Het zegt iets over een zelfstandig naamwoord
  • Het kan voor of achter een zelfstandig naamwoord staan
  • Niet elke zin heeft een bijvoeglijke bepaling (bvb)

Slide 9 - Slide

Op het station van Zwolle / vroeg /ik / iemand de weg.
pv: vroeg
wwg: vroeg
ond: ik
lv: de weg
bwb: op het station van Zwolle
bvb: ?

Slide 10 - Slide

Bespreken opdrachten signaalwoorden
Zelfstandig werken


  • Bordspel grammatica (groepjes van 4 personen)
  • Verder met de planner

Slide 11 - Slide

Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op...
A
Wie?
B
Wat?
C
Wanneer?

Slide 12 - Quiz

Welk zinsdeel hoort bij het volgende kenmerk?
'Dit wordt ook wel de prullenbak genoemd.'
A
onderwerp
B
bijwoordelijke bepaling
C
bijvoeglijke bepaling
D
lijdend voorwerp

Slide 13 - Quiz

Er staat altijd een bijwoordelijke bepaling in de zin.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Er staat altijd een bijvoeglijke bepaling in de zin.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Een bijvoeglijke bepaling zegt iets over een werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Een bijvoeglijke bepaling is een apart zinsdeel.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Een goede juwelier werkt PRECIES.

A
bijwoordelijke bepaling
B
bijvoeglijke bepaling

Slide 18 - Quiz

Op een KLEIN eiland woont een leuke familie
A
bijwoordelijke bepaling
B
bijvoeglijke bepaling

Slide 19 - Quiz

Deze week was FANASTISCH!
A
bijwoordelijke bepaling
B
bijvoeglijke bepaling

Slide 20 - Quiz

Dat meisje is erg SOCIAAL
A
bijwoordelijke bepaling
B
bijvoeglijke bepaling

Slide 21 - Quiz

IN DE KRANT staat een leuk artikel over kwallen
A
bijwoordelijke bepaling
B
bijvoeglijke bepaling

Slide 22 - Quiz

In de krant staat een LEUK artikel over kwallen
A
bijwoordelijke bepaling
B
bijvoeglijke bepaling

Slide 23 - Quiz

Die rivier is heel ERG lang
A
bijwoordelijke bepaling
B
bijvoeglijke bepaling

Slide 24 - Quiz

Die rivier is heel erg LANG
A
bijwoordelijke bepaling
B
bijvoeglijke bepaling

Slide 25 - Quiz

Gisteren heb ik mijn voetbalwedstrijd gewonnen.
Wat is 'gisteren'?
A
Bijvoeglijke bepaling
B
Bijwoordelijke bepaling
C
Lijdend voorwerp
D
Meewerkend voorwerp

Slide 26 - Quiz

Evaluatie
Hoe ging de les vandaag?

Vragen?

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide