Grammatica les 8 vwo: pers. vnw en bez. vnw

Grammatica
Les 8: persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
Wederkerende voornaamwoorden en wederkerige voornaamwoorden
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Grammatica
Les 8: persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
Wederkerende voornaamwoorden en wederkerige voornaamwoorden

Slide 1 - Slide

Wat is het verschil tussen een persoonlijk en een bezittelijk voornaamwoord?

Slide 2 - Open question

Vorige les...
Heb je geleerd om verschillende woordsoorten te herkennen en te benoemen (ww, lw, znw, bnw, vz).

Aan het einde van deze les...
kun je persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden zelf gebruiken en weet je het verschil tussen de twee voornaamwoorden.
kun je wederkerende en wederkerige voornaamwoorden zelf gebruiken en weet je het verschil tussen deze twee speciale voornaamwoorden.

Slide 3 - Slide

Kijk het volgende filmfragment!

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Over welke woordsoorten
ging dit liedje?
A
zelfstandige naamwoorden en lidwoorden
B
werkwoorden
C
persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
D
voorzetsels

Slide 6 - Quiz

Weet je al wat persoonlijke voornaamwoorden en bezittelijke voornaamwoorden zijn? Sla dan slide 8 over.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Slide

Speciale soort persoonlijke voornaamwoorden
1. Wederkerende voornaamwoorden
Een speciaal soort persoonlijke voornaamwoorden zijn de wederkerende voornaamwoorden.
Wederkerende voornaamwoorden zijn:




enkelvoud
meervoud
1e pers
me (mij)
ons
2e pers
je, u, zich
je, u, zich
3e pers
zich
zich
Voorbeelden: Ik was me.
Jij vergist je.
Stelt u zich even voor.

Slide 10 - Slide

Speciale soort voornaamwoorden
2. Wederkerige voornaamwoorden
2. Een tweede speciale soort van de persoonlijke voornaamwoorden zijn de wederkereige voornaamwoorden: elkaar, elkander, mekaar.

Voorbeeld: Zij geven elkaar een hand.

Slide 11 - Slide

Maak nu de volgende quizvragen. Veel succes!

Slide 12 - Slide

Mijn fiets is gestolen.

Mijn=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
voorzetsel
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Quiz

De woorden 'ik, mij, wij' zijn voorbeelden van persoonlijke voornaamwoorden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Welke van de onderstaande voorbeelden bevat een persoonlijk voornaamwoord?
A
Jouw verhaal
B
Het verhaal van jou
C
Onze telefoon
D
Geef elkaar een hand

Slide 15 - Quiz

Door welke persoonlijke voornaamwoorden kan je de personen in deze zin vervangen?

2. Mijn moeder heeft Mick straf gegeven.
A
Zij + hij
B
Zij + hem
C
Haar + hij
D
Haar + hem

Slide 16 - Quiz

Het woord:
JOUW
is een
A
persoonlijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 17 - Quiz

Wijs in de volgende zin de pers. vnw en bez. vnw aan.

Zin:
Hoe kun je zoiets over je lieve zus beweren?

A
(1e x) je = bez. vnw, (2e x) je = bez. vnw
B
(1e x) je = pers. vnw, (2e x) je = pers. vnw
C
(1e x) je = pers. vnw, (2e x) je = bez. vnw
D
(1e x) je = bez. vnw, (2e x) je = pers. vnw

Slide 18 - Quiz

Wijs in de volgende zin het pers. vnw en het bez. vnw aan.

Zin:

Trump heeft zich voor altijd belachelijk gemaakt met zijn rare toespraken.
A
zich = wederkerig vnw, zijn = pers. vnw
B
zich = wederkerend vnw, zijn = bez. vnw
C
zich = wederkerig vnw, zijn = bez. vnw
D
zich = wederkerend vnw, zijn = pers. vnw

Slide 19 - Quiz

Opdracht 
Beschrijf hoe jouw kamer eruit ziet en wat voor spullen erin liggen. 
Benoem minstens vijf dingen die er in je kamer te vinden zijn. 
Maak hierbij gebruik van bezittelijke en persoonlijke voornaamwoorden.

Laat jouw moeder, vader of zusje controleren of jouw verhaal klopt! 

Slide 20 - Slide

Einde les

Slide 21 - Slide