Past continuous H2T1

The past continuous
Duurvorm in de verleden tijd
ing-vorm verleden tijd
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

The past continuous
Duurvorm in de verleden tijd
ing-vorm verleden tijd

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Na deze les...
Kun je de past continuous maken en toepassen

Slide 2 - Slide

The past continuous
Wanneer:

De past continuous gebruik je wanneer je wilt zeggen dat iets een tijd bezig was in het verleden.  Je hebt bijvoorbeeld een hele middag in de sneeuw gespeeld, of lekker warm op  de bank liggen netflixen.

In het Nederlands zeg je heel vaak was/waren aan het

Slide 3 - Slide

The past continuous
Hoe:
was/were + ww + ing

I was watching Netflix the entire afternoon.
Ik was de hele middag Netflix aan het kijken

They were playing in the snow for hours!
Zij waren uren in de sneeuw aan het spelen!

Slide 4 - Slide

The past continuous
Omdat je voor de past continuous ook was en were moet gebruiken hieronder nog even een overzicht.
I was
you were
he / she / it was
we were
you were
they were

Als het over 1 persoon, dier of ding gaat gebruik je was
Gaat het over 2 of meer dan
gebruik je were.

Slide 5 - Slide

The past continuous
We gaan even oefenen met was en were, kijken of jullie het nog weten!

Slide 6 - Slide

John ... working at school yesterday.
1/6
A
was
B
were

Slide 7 - Quiz

She ... watching the news at home this morning.
2/6
A
was
B
were

Slide 8 - Quiz

You ... listening to the story.
3/6
A
was
B
were

Slide 9 - Quiz

Jack and John ... playing in the snow.
4/6
A
was
B
were

Slide 10 - Quiz

Mr. Kersten ... preparing his lessons.
5/6
A
was
B
were

Slide 11 - Quiz

My parents ... at the supermarket this morning.
6/6
A
was
B
were

Slide 12 - Quiz

The past continuous
Nu gaan we oefenen met de past continuous.
We gaan beginnen met meerkeuze vragen en eindigen met open vragen.

Je krijgt 10 vragen.

Slide 13 - Slide

They ... (play) in the snow yesterday.
1/10
A
was playing
B
were playing
C
playing
D
were

Slide 14 - Quiz

I ... (do) the dishes.
2/10
A
was doing
B
were doing
C
doing
D
was

Slide 15 - Quiz

My sisters ... (work) yesterday
3/10
A
was working
B
was
C
were working
D
working

Slide 16 - Quiz

You ... (ride) your bike when I saw you.
4/10
A
was riding
B
were
C
riding
D
were riding

Slide 17 - Quiz

Nu helemaal zelf!
I ... (think) of you when you called me.
4/10
4/10
2/10

Slide 18 - Open question


They ... (call) the entire afternoon.

Slide 19 - Open question


Sarah ... (wear) a red coat and snowboots.

Slide 20 - Open question


Bob ... (read) a book.

Slide 21 - Open question


My sister ... (cry) because she fell down the stairs.

Slide 22 - Open question


Teun ... (see) a monster under his bed.

Slide 23 - Open question

past simple vs. past continuous:

past simple vs. past continuous:

Past simple: verleden tijd -> ik liep
Past continuous: duurvorm verleden tijd -> ik was aan het lopen

Wat is het grote verschil?

Slide 24 - Slide

past simple vs. past continuous:
Het verschil tussen deze tijden is niet heel groot.

Beide gaan over het verleden (past). Het verschil is:

past simple                     = verleden tijd       = afgelopen
past continuous    = verleden tijd       = afgelopen maar je geeft aan 
                                                                                       dat het een tijd duurde.

Slide 25 - Slide

The past continuous
past simple                     = verleden tijd       = afgelopen
past continuous    = verleden tijd       = afgelopen duurde een tijd(je)

Kijk eens naar het verschil tussen deze zinnen
The doorbell rang. = verleden tijd = afgelopen
I was watching TV.  = verleden tijd = afgelopen, maar duurde een tijdje.

Wanneer je van deze zinnen 1 zin maakt gebeuren er 2 dingen tegelijkertijd.
De deurbel gaat en het TV kijken. Wat het langste duurt krijgt de -ing vorm.

Slide 26 - Slide

Ik weet hoe ik de Past Continuous maak en gebruik
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll