BP2 3.3 - Voltooid deelwoord

GRAMMATICA EN SPELLING 3.3

'
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

GRAMMATICA EN SPELLING 3.3

'

Slide 1 - Slide

Grammatica en spelling 3F
Hoofdstuk 3 Werkwoordspelling
3.3 

Planning: 
  • Periodeplanning
  • Herhaling vorige week → persoonsvorm in de verleden tijd
  • Theorie 3.3 - Voltooid deelwoord
  • Theorie PV tt of VDW?

  • Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Slide

Periodeplanning

Slide 3 - Slide

LESDOEL 3.3

AAN HET EINDE VAN DE LES SPEL JE HET VOLTOOID DEELWOORD JUIST

Slide 4 - Slide

STERK OF ZWAK WERKWOORD:

Slide 5 - Slide


WENSEN
A
STERK
B
ZWAK

Slide 6 - Quiz


HOUDEN
A
STERK
B
ZWAK

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

VUL DE VERLEDEN TIJD IN:

Slide 9 - Slide

Hij ........... (schrijven) het antwoord stiekem in zijn hand.

Slide 10 - Open question

Gisteren ............ (serveren) ik de drankjes in het restaurant.

Slide 11 - Open question

Hij .............. (verhuizen) van de stad naar een dorp.

Slide 12 - Open question

Wij .......... (beantwoorden) alle brieven die we gekregen hadden.

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Slide

Is het woord met de asterisk de pv of het vdw?
Ik heb je heus wel gezien*!
A
voltooid deelwoord
B
persoonsvorm

Slide 15 - Quiz

Is het werkwoord met de asterisk de pv of het vdw?
Wordt* de sleutel op tijd gevonden?
A
voltooid deelwoord
B
persoonsvorm

Slide 16 - Quiz

Is het werkwoord met de asterisk de pv of het vdw?
Heeft ze de oplossing zelf bedacht*?
A
voltooid deelwoord
B
persoonsvorm

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Video

Gebeurt of gebeurd?
10 vragen

Slide 19 - Slide

Wat .......... er tijdens de reclame van het RTL Nieuws?
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 20 - Quiz

Wat .......... er in Londen?
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 21 - Quiz

Waar is dat ongeluk eigenlijk ..........?
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 22 - Quiz

Daar .......... altijd wat.
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 23 - Quiz

Is er echt iets in Almelo ..........?
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 24 - Quiz

Wat kan er nu .......... zijn?
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 25 - Quiz

Wat er ook ..........: ik blijf je trouw.
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 26 - Quiz

Gebeurd is ..........!
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 27 - Quiz

Het .......... maar zelden dat hij niet zeurt.
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 28 - Quiz

Ik heb me een breuk ...........
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Slide